1913

Maar voor goed spelen en goed schrijven zelf is een harde huid niet noodig. Men schrijft immers geen stukken met zijn huid, maar wel met zijn talent en zijn gevoel. Die beide moet men bezitten om een goed speler of een goed schrijver te zijn. En als men nu toestanden schept, zoo, dat de fijngevoeligen, of desnoods zelfs de ijdelen, gaan vreezen te schrijven of vreezen te spelen, of schrijven met angst of spelen met angst, dan benadeelt men daardoor het Nederlandsch Tooneel, want men weert of bemoeilijkt een categorie van menschen, waaronder hoogst verdienstelijke kunnen zijn en men geeft een prae om redenen die niets met de zaak zelve te maken hebben en dat aan kunstenaars die misschien alszoodanig minder waardig zijn. Want het is noodig dat men talent heeft, het is niet noodigdat men het feit, dat men in het publiek gehoond wordt eenvoudig aan zijn schoenen lapt.
(redevoering Mr P.W. de Koning voor Nederlands Toneelverbond in Het Tooneel jg. 42, nr. 11)

1942

Zooals de dagbladen kortgeleden reeds bericht hebben, is de bekende Nederlandsche dichter en tooneelcriticus, de heer J. W. F. Werumeus Buning, tijdens een avondwandeling in het Vondelpark, ten gevolge van de gladheid zoo ongelukkig komen te vallen, dat hij een been brak.
(nieuwsbericht in Het Tooneel – De Tooneelspiegel jg. 13, nr. 6)

1952

En in Parijs kan — als ik goed ben ingelicht — een collectie van vijandige critieken juist het tegendeel bewerken en het stuk een serie bezorgen die lang genoeg is dat iedereen het kan gaan zien, al was het slechts om te kunnen argumenteren.
(Walter F. Kerr in Het Toneel jg. 73, nr.8)

1963

„De criticus oefent zichzelf om niet beïnvloed te worden door de hartstochten van de mensen om hem heen, maar daardoor ziet hij niet meer hetzelfde stuk als wat zij zien.”
(Citaat W. Somerset Maugham in Het Toneel jg. 84, nr. 4)

1973

Van een enkel toneelstuk wordt wel duidelijk hoe het beoordeeld is en waarom, maar in de meeste gevallen blijft het een opstapeling van bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden, die samen geen beeld opleveren. Dat ligt niet aan de samenstellers maar aan het peil van de kritiek.
(Tom Blokdijk bespreekt het jaarboek Mickery Mouth 25 & Toneel-Teatraal 94, nr.1)

1988

Een van ’s Neerlands meest geliefde en gevreesde ‘verslaggevers’ schrijft naar aanleiding van een voorstelling: ”Zoveel domme lelijkheid, mijn kunstlievende bek wou er niet meer dicht van. Dit kan niet, die heb ik niet gezien, deze recensie is niet geschreven en u leest dit niet. Afgesproken?’ (U begrijpt, die is die post-moderne recensent.)
(Ingrid van Frankenhuyzen over danskritiek in Notes jg.3, nr.3)

1991

“Ik weet niet of hij het goed vindt”, zei ik tegen Dik nadat ik de recensie drie keer doorgelezen had. “Het interesseert hem geloof ik wel. Hij schrijft dat hij vroeger altijd fietste door Nieuw-West. En dat hij zich wel vermaakt heeft, maar dat we geen echte keuzen doen of zoiets- dat snap ik niet precies. Nou ja, wat maakt het uit? We staan in de krant! Hier, kijk dan!”
(Rob de Graaf herinnert zich Jac Heijer in Toneel Theatraal jg. 112, nr. 3)

2004

Terwijl de toneelrecensent bij het beoordelen van onze muziektheatervoorstellingen bij herhaling de muzikale component negeert, als storend ervaart zonder zich in de specifieke kwaliteiten ervan te verdiepen dan wel de muziek afdoet met ‘piep-piep-knor’, moesten we tijdens de première van Inanna in oktober vorig jaar nog meemaken dat een op de eerste rij gezeten muziekrecensent zijn blik de hele voorstelling strak op het programmaboekje gericht hield (waarin het libretto stond afgedrukt), waarna hij in de krant schreef dat er een rare man (Jeroen Willems) in een waterbak had rond gesparteld.
(Paul Slangen in TM jg. 8, nr3)

2018

Het morele klimaat is aan het veranderen. De pijlen moeten niet alleen gericht worden op de voorstellingen, maar ook op hoe en van waaruit gekeken wordt. En de praktische uitwerking daarvan, dat wil zeggen: de theaterkritiek, moet opnieuw zijn missie expliciteren zowel naar binnen naar het veld, als naar buiten naar niet-ingewijd publiek. Stap één: heel goed kijken naar waar de morele discussies opvlammen. Wat ‘kan’ wel en wat ‘kan’ niet?
(Fanne Boland in TM jg. 139, nr .4)

2024

Die Hundekot-Attacke is gemaakt naar aanleiding van de ‘hondenpoepaffaire’ vorig jaar, toen choreograaf Marco Goecke hondenpoep in het gezicht van danscriticus Wiebke Hüster smeerde na een hem onwelgevallige recensie. Theaterhaus Jena en Wunderbaum namen het incident als aanleiding voor een voorstelling over de soms gespannen relatie tussen kritiek, publiciteit, publiek en kunstenaar. De jury van Theatertreffen noemt het een charmante en meeslepende voorstelling.
(Sander Janssens over selectie Theatertreffen op Theaterkrant.nl 27 januari 2024)

Dossiers

Theaterkrant Magazine maart 2024