1949
De Rotterdamse afdeling van “Vrienden van de Dans” vraagt aandacht voor plannen voor dit seizoen. Deze zijn onder meer discussieavonden over de klassieke toneeldans (inleiding Netty v.d. Valk), de moderne toneeldans (Corri Hartong), de volksdans (Mevr. Sanson-Catz), de society-dans (Pierre Zom). Verder een jubileumavond van Jodjana, een uitvoering door het Ballet der Lage Landen (met een nieuw ballet met gesproken tekst van Florrie Rodrigo) en een dansavond door de groep van Sonia Gaskell.
(Uit de rubriek Van Overal in Toneelschild, jrg. 4, nr. 12)
1958
Zo komt men dus in tegenstelling met de gangbare opinie tot de conclusie, dat de Russen aan het klassiek ballet nog niet toe zijn, maar desondanks ontroerend ballet op het toneel zetten.
(Joop Schultink over het Bolsjoi, in Het Toneel, jrg. 79, nr.3)
1965
Joop Schultink was op zijn beurt Nederlands eerste danscriticus, in ieder opzicht. Hij had wel collega’s toen hij zijn carrière begon, maar nauwelijks volwaardige. In de kranten werd over ballet voornamelijk geschreven door grensfiguren op het gebied van de muziek, door romantische letterkundigen of door jeugdige liefhebbers van een gratis uitgaansavond zonder meer.
(David Koning over Joop Schultink in Het Toneel, jrg. 86, nr. 3-4)
1974
Gaat u wel eens naar de schouwburg of praktisch nooit? 25% gaat wel eens naar de schouwburg waarvan dan: 15% naar toneel, 11% naar cabaret, 8% naar musical of revue, 7% naar opera of operette, 3% naar een ander soort voorstelling.
(Ruud Engelander bespreekt een NIPO-onderzoek in Toneel Teatraal jrg. 95, nr. 6/7)
1988
Al die zinnen, die zinderen van de diepste gevoelens en sprankelen van spirituele invallen! En allemaal over mij! Vroeger vreesde ik wel eens dat Hans ongenuanceerd door mij werd geobsedeerd. Die angst blijkt echter ongegrond, want er is duidelijk vooruitgang. De allereerste keer ging het – om redenen die alleen Hans kent – voornamelijk om mijn gulp. Maar nu heeft Hans zich beziggehouden met mijn gedachten.
(Ingezonden brief van Luuk Utrecht over Hans Tuerlings in Notes, jrg. 3, nr. 7/8)
1993
Voortijdig vertrek van ‘het minst gemotiveerde deel van het publiek’ trof ook “Under a cloud” van Maria Voortman. (…) Leo Spreksel had in zijn streven de tegenstelling tussen ‘academisch ballet’ en ‘moderne dans’ te overbruggen vertegenwoordigers van beide in één programma samengebracht – en ook hier werd de pauze aangegrepen om aan het ‘moderne’ aandeel te ontsnappen. Het schrijnende is in dit geval dat onder de zaalverlaters gerenomeerde ‘academici’ waren, die blijkbaar vonden dat ze van zulk omstreden werk als dat van Maria Voortman zelf geen kennis hoefden te nemen. Omstreden is het, niet alleen omdat er dingen in gebeuren waar een klassiek choreograaf nooit op zou komen, maar vooral ook omdat het de Spitzencultuur van het academische ballet in al haar onnatuurlijkheid aan de kaak stelt. Aantasting van de klassiek codes wordt in de danswereld hoger opgenomen dan in welke andere kunstdiscipline ook, dat heeft Maria Voortman mogen merken aan de tot nu toe bijna unaniem venijnige reactie van de danspers op haar werk. ‘Is dit nu dans?’
(Janny Donker in Notes, jrg. 8, nr. 2)
2004
Piketpalen markeren in de dans de scheiding van de verschillende soorten geesten: de makers voor de grote zaal en de kleine zaal; ‘de (post-)conceptuelen’ en de ‘anti-conceptuelen’; de aanhangers van de dans als spektakel versus de bestrijders daarvan en, heel plat, gewoon ook de nieuwkomers tegenover de gevestigden.
(Gabriel Smeets in TM jrg. 8, nr.6)
2013
Zo spaarzaam als ze was in complimentjes – het boek bevat één aardige brief van Gaskell aan Van Dantzig – zo goed was ze in het zwijgend tonen van haar onvrede.
(Bregtje Schudel over Herinneringen aan Sonia Gaskell in Theatermaker jrg 17. Nr.7)
2020
Is ballet nog steeds, of misschien opnieuw, de maat in de dans in Nederland?
‘Niet alleen ballet. Het moet bewegen op muziek, en dóór bewegen. Je mag de situatie niet stoppen. Ik ben een rebel natuurlijk, ik doe wat ik wil, maar het zet je onder druk en je vraagt je af waarom mensen het werk niet kunnen zien voor wat het is’.
(Cecilia Moisio in gesprek met Fransien van der Putt in Theatermaker jrg 141, nr. 5-6)