Op 4 september vond het tweede Cultuurparlement van de Lage Landen plaats tijdens het Nederlands Theater Festival. De redactie van Rekto:verso uit Vlaanderen en het Transitiebureau uit Nederland riepen daarbij op tot het formuleren van nieuwe voorstellen voor een ander kunstbeleid. Verschillende kunstenaars dienden een idee of een plan in. Dit zijn de belangrijkste vier.
De Coöperatie
Door Lotte van den Berg
Een huis bouw je niet zonder te weten hoeveel geld je hebt. Als je weet dat je weinig geld te besteden hebt aan je huis, kun je verschillende dingen doen:
- degelijk en goed fundament, zonder afwerking;
- goedkoop fundament, met geweldig bankstel en prachtige keuken;
- een tiny house, goedkoop om te bouwen en te onderhouden, met bijkomende voordelen in de toekomst en van zeer goede kwaliteit.
Wij worden nu uitgenodigd onze plannen in te dienen, rekening houdend met onze eigen mogelijkheden, de eigen inkomsten et cetera. Ons wordt niet gevraagd rekening te houden met de aanwezige tekorten. We worden juist uitgedaagd onze plannen op te pimpen om verkozen te worden. Graag zou ik 75.000 euro van het aan mij gehonoreerde bedrag teruggeven ten behoeve van niet-gehonoreerden. Ik kan minder maken en dan kan ik met minder toe. Maar als ik die ‘sobere’ aanvraag had geschreven, waren mijn plannen niet gehonoreerd.
Geld ontvangen terwijl anderen die ook goed presteren niets krijgen en het landschap ontmanteld wordt, is zuur.
De theatersector moeten we niet zien als heel veel huizen in een dorp. Het theaterveld is als een huis waarin we allemaal een kamertje bewonen. We moeten met elkaar verantwoordelijkheid nemen voor de manier waarop we dat huis bouwen. Daarom moeten (om te beginnen) de kleinere theatergezelschappen zich verenigen in een coöperatie. Zij leggen gezamenlijk een plan voor aan de politiek, accepteren of weigeren de opdracht en het bijbehorende budget, en zijn vervolgens verantwoordelijk voor de uitvoering.
Het is dus een gedeeld eigenbelang om na te denken over het hele huis en niet alleen over je eigen kamer.
Ik bespreek hieronder de gang van zaken voor de verdeling van gelden over de kleinere toneelgezelschappen. Dat is slechts een eerste stap. (Volgende stap: het opheffen van het verschil tussen de BIS en de rest. Alles ‘betalen’ vanuit het ministerie van OCW, geadviseerd door de Raad voor Cultuur. Wel verschillende groepen of velden benoemen binnen de sector: theater/dans/festivals, maar wellicht is een andere onderverdeling zinniger. De Raad beslist hoe de gelden verdeeld worden over de verschillende groepen en velden binnen de sector.)
- Een commissie (waarin we geloven, samengesteld uit mensen uit het veld) stelt vast welke groepen/personen/instellingen in aanmerking komen voor structurele subsidie in de volgende periode. Vergelijk dit met de 53 instellingen met een positieve beoordeling in de afgelopen ronde. De aanvraag hiervoor is minder uitvoerig, plannen zijn nog niet uitgewerkt, deze eerste stap gaat voor een groot deel over dat wat al gedaan is of gedaan wordt – met of zonder structurele subsidie.
- Deze groep van 53 krijgt te horen wat het totaalbudget is. Zij dragen gezamenlijk zorg voor de verdeling van de gelden over het landschap dat zij samen vormen.
- Iedere instelling krijgt zo een richtbedrag toegeschreven. De uiteindelijke plannen worden toegeschreven naar dit bedrag. Deze uiteindelijke plannen worden beoordeeld op basis van artistieke kwaliteit, haalbaarheid, fair practice et cetera.
Projectsubsidieloterij
Door Alexander Nieuwenhuis
In de huidige beoordeling gaan veel te veel uren verloren aan het schrijven van uitgebreide subsidieaanvragen waarvan maar een klein percentage gehonoreerd wordt. De niet-gehonoreerde groepen kunnen niet alleen hun plannen niet verwezenlijken, maar verliezen ook de tijd die ze hebben besteed aan het schrijven van die plannen. Dit versterkt het gevoel van onrechtvaardigheid, zeker voor wie onder de zaaglijn valt.
Mijn voorstel is om de subsidieprocedure te vervangen door een loterij, en wel op getrapte wijze. De eerste trap is een plan op een A4: wat zijn de indieners ongeveer van plan, waar gaan ze het spelen en hoeveel mensen denken ze dat er komen kijken? Deze A4’tjes worden beoordeeld op een aantal randvoorwaarden: gaat het over een kunstproject en heeft het een minimum aan realisme? De projecten die voldoen, doen mee aan de loterij. De winnaars krijgen in de eerste ronde een klein budget van laten we zeggen 2.500 euro. Voor de besteding ervan schrijven zij een gedetailleerder plan waarin zij ook hun artistieke doelen uitgebreider formuleren. Ze voeren hun project uit en het fonds beoordeelt het resultaat.
Er zijn drie beoordelingen:
- De eerste is onvoldoende. Men heeft bijvoorbeeld het geld besteed aan drank of is naar de Caraïben vertrokken. De aanvrager wordt hiervoor niet vervolgd, maar maakt zichzelf wel volledig ongeschikt voor verdere deelname.
- De tweede beoordeling is voldoende. Men heeft min of meer gedaan wat men voorstelde te doen en de resultaten zijn niet slecht, de administratie is op orde en er is redelijk wat publiek komen kijken. Men mag nogmaals meedoen met de loterij voor hetzelfde bedrag.
- De derde beoordeling is uitstekend. Het resultaat mag er zijn, er is publiek komen kijken en de administratie is op orde. Men mag door naar de volgende ronde, waar hogere bedragen worden verloot. Op die manier kan men stijgen op de ladder en steeds grotere bedragen benutten. (Men mag natuurlijk ook voor kleinere bedragen blijven meeloten als dit beter bij het project past.)
De exacte bedragen en de hoeveelheid projecten die kunnen worden gehonoreerd kan natuurlijk enkel worden vastgesteld op basis van beschikbaar budget. En het spreekt voor zich dat door de verminderde werklast bij het Fonds Podiumkunsten de beschikbare fondsen vermeerderd kunnen worden.
Het voordeel van dit systeem is dat beoordeling vooraf vervangen wordt door het beoordelen van werkelijke resultaten. Men hoeft om een goed project te doen niet per se zeer veel tijd te besteden aan de dossiers, maar kan gewoon aan de slag. Bovendien verliezen zij die geen subsidie krijgen weinig tijd met het schrijven van een dossier en hebben zij ook geen miskend gevoel omdat hun plannen niet waardevol werden geacht; ze hebben gewoon een loterij verloren.
Meerdere aanvragen voor dezelfde structuur
Door Wouter Hillaert
Onderstaand voorstel wil een antwoord bieden op drie knopen in ons cultuurbeleid:
- Het subsidiesysteem zit, in ieder geval in Vlaanderen, een beetje vast. Grof gesteld hangt de omvang van je subsidiebedrag af van de periode waarin je bent ingestroomd als gesubsidieerde structuur: het meeste geld is voor huizen en kunstenaars die al bestonden of gestart zijn in de jaren tachtig (grofweg tussen 1 en 3 miljoen euro). Dan volgen collectieven en structuren uit de jaren negentig (grofweg tussen 500.000 euro en een miljoen). Voor organisaties van na 2000 lijkt 300.000 tot 500.000 euro het maximum, los van hun intenties of kwaliteiten. Hoe kunnen we meer flexibiliteit en doorstroom creëren?
- Wat doe je als overheid met grote instellingen waarvan de werking of artistieke invulling mogelijk wat verstard is geraakt, maar die je natuurlijk niet zomaar kunt sluiten? Sommige instellingen behoren nu eenmaal tot je DNA. In Nederland is daarvoor de BIS uitgevonden, in Vlaanderen gaat het vooral om de Kunstinstellingen van de Vlaamse Gemeenschap. Beleid noch kunstenveld heeft een manier om de concrete invulling van die grote structuren bij te sturen. Hoe houd je (grote) publieke structuren fris?
- Er is behoefte aan meer verbeelding in hoe onze organisaties functioneren, opperde ik al in mijn State of the Union. We denken zo te weinig vrij over onze werkingen en onze manier van organiseren, overeenkomstig met veranderende tijden en noden. Hoe hou je het creatieve denken over structuren/organisaties levend?
Daarom dit voorstel: voor gesubsidieerde organisaties en instellingen met een zaal die eigendom is van de gemeenschap (groot of klein) kan voortaan iedereen een subsidiedossier indienen – en niet langer alleen de eigenaars van dat huis op dat moment. Met andere woorden: voor een bepaalde lijst van organisaties en instellingen kunnen elke twee subsidierondes (dus elke acht of tien jaar, om toch enige continuïteit te blijven verzekeren) meerdere dossiers worden ingediend. Subsidieaanvragen worden dan voorstellen zoals bij architectuur: iedereen die wil, kan met een eigen plan meedingen naar een opengestelde opdracht.
Want misschien hebben drie theatercollectieven of een ambitieuze kliek kunstenaars samen wel een veel interessanter plan voor de middelen en de structuur van deSingel of Theater Rotterdam dan deSingel en Theater Rotterdam zelf? Cultuurhuizen met publiek bezit blijven niet langer ‘eigendom’ van deze of gene bewoners, maar worden opnieuw wat ze zijn: potentieel van iedereen met het beste plan voor wat het landschap nodig heeft.
De procedure: beoordelingscommissies kiezen tussen verschillende plannen voor dezelfde structuur. Welk plan prikkelt het meeste voor de komende jaren? Wie volgens de beoordelaars het beste plan heeft, krijgt het geld en dus de sleutel. Concurrerende plannen mogen in hun begroting niet onder het huidige subsidiebedrag gaan (om te vermijden dat er gewoon voor het goedkoopste plan gekozen wordt).
Zou dat niet veel meer doorstroom, verbeelding en collectieve medeverantwoordelijkheid creëren voor ons kunstenveld? Iedereen wordt dan veel meer uitgenodigd om te bedenken: wat zou ik met zo’n huis doen? Vastgelopen machtsverhoudingen worden opengegooid.
Ons fonds
Door Willem de Wolf en Barbara Van Lindt
Kunstenaars zijn verplicht zich aan parameters te onderwerpen die vaak haaks staan op hun praktijk, op wat ze echt willen, op hun verbeelding. Zowel de verbeelding binnen hun werk als de verbeelding van de manier waarop ze zich willen organiseren. De heersende kaders dwingen hen tot beloftes, strikte output en prestatieafspraken.
Het Fonds Podiumkunsten moet elke uitspraak laten checken door zijn juridisch adviseur, en nóg beantwoordt dertig procent van de gedupeerde aanvragers hun resultaat met een dreigend proces. Want er is wellicht altijd wel een procedurefout, een onrechtvaardigheid in de puntentelling te vinden. En zo kun je de buit misschien toch nog binnenhalen.
Terwijl de commissies echt wel uren hebben gelezen, vergaderd, afgewogen en gekozen. Maar krijgt hun gesprek voldoende ruimte en gewicht? Of verdwijnen hun argumenten en nuances, hun voorkeuren en gevoeligheden in de geobjectiveerde wereld van punten en scores? De samenstelling van deze commissies probeert aan alles en iedereen recht te doen, en tracht te voorkomen dat belanghebbenden hun persoonlijke voorkeur kunnen doorduwen. Op die manier creëert zowel de beoordelingsmethode als de commissiesamenstelling afstand tot de artistieke hartslag, de gekte, de ‘onmaat’ (zoals Pascal Gielen het noemt). Maar ook afstand tot nieuwe werkmodellen, andere ritmes en snelheden, experimentele structuren, … En zo dreigt er een verbeeldingsarmoede.
Daarom een nieuw begin. Niets hervormen, noch radicaal, noch traag, noch van binnenuit, maar iets opnieuw beginnen. Iets wat van ons is. Van ons allemaal: Ons Fonds.
Uitgangspunten:
- Geen vooropgestelde voorwaarden en tegenprestaties. Slechts twee criteria:
- De aanvragen die ingediend worden moeten bijdragen aan een bloeiend kunstenveld. De uitnodiging aan het veld is: kom met uw ongecensureerde projectvoorstellen, artistieke plannen. Het is aan de beoordelingscommissie om af te wegen waar haar prioriteiten liggen. Is het beweging, diversiteit, vernieuwing, levend erfgoed, verbinding? Ondersteunt ze grensoverschrijdend artistiek onderzoek van jonge makers, of een belangwekkend kunstenaar die aan een ander ritme wil werken, of een nieuw verdienmodel voor een productiehuis, of een spreidingssysteem?
- Het voorstel kan niet bij een ander landelijk of stedelijk fonds worden aangevraagd omdat het ten gronde niet binnen de kwantitatieve (en zelfs kwalitatieve) voorwaarden past. Een belangrijk neveneffect is dat Ons Fonds hierdoor ook een laboratorium voor nieuwe subsidievormen kan worden.
- Geloof in peerreview. Want rechtstreeks betrokkenen kunnen wel degelijk verantwoordelijkheid nemen én voorbij hun eigen belang denken. Het is, laten we dat niet vergeten, ook het uitgangspunt van democratie.De snelst groeiende sport in Nederland, frisbee, dient hier als inspiratie. Daar committeren de spelers zich aan wat ze de spirit of the game noemen: respect voor je tegenstander, kennen van de spelregels, niet opzettelijk fouten maken, fair play en sportiviteit. Door de spirit of the game is een scheidsrechter niet nodig en die is er dan ook niet. Er heerst autoregulatie, een zelfregulerend ethisch gedrag. Ons Fonds heeft geen juridische dienst maar een ethische code.
- Ons Fonds is een vereniging met leden. Mensen, geen instituten; het voelt anders als je zelf trakteert dan als je een rondje geeft en de bon kunt declareren. Mensen dus, kunstenaars, technici, artistiek leiders, kostuumontwerpers, studenten … Iedereen uit de sector die contributie betaalt. Enkel leden kunnen aanvragen indienen en enkel leden kunnen deel uitmaken van de beoordelingscommissie. Het ledengeld is misschien genoeg om de werking te betalen maar kan nooit de basis vormen voor een subsidiepot. Er moet minstens 300.000 euro per jaar in de pot zitten, en we willen minstens vijf jaar kunnen werken. Er moet dus extern geld geworven worden.
- De beoordelingscommissie komt tot stand door loting uit de leden en rouleert elk jaar of in elk geval frequent. Loting, een op zichzelf politiek neutrale procedure, vergroot de betrokkenheid binnen alle geledingen. De commissie kan – mocht ze dat nodig of zinvol vinden – experts uitnodigen om bepaalde contextuele vragen voor te leggen, voor ze tot een beslissing komen.
Tot slot. Solidariteit is bij Ons Fonds een grondhouding, zonder veralgemenend en onvoorwaardelijk te worden. Want er wordt bij Ons Fonds verantwoordelijkheid genomen door keuzes te maken. Uitgesproken en in de spirit of the game.
PS 1 Voor de goede orde: gezelschappen, festivals en huizen die wél in de fondsenregelingen passen kunnen ook een inspirerende bijdrage leveren aan een bloeiend kunstenveld.
PS 2 Ons Fonds is complementair aan de bestaande fondsen. We geloven dat de gerealiseerde kunstprojecten van Ons Fonds bij de landelijke of stedelijke fondsen aanleiding kunnen geven tot het aanpassen van hun eigen voorwaarden.
foto: Michiel Cotterink