Troost, zorg, ritueel, aanraking, verbinding, het zijn ingrediënten van een steeds bredere beweging in de kunstwereld. Zo richt een groeiend aantal kunstenaars zich op inclusieve kunst die ruimte creëert voor heling, solidariteit en traumaverwerking in een wereld die permanent in crisis is. Hoe doen ze dat?
In ‘The Provisional Avant Garde’, een speels manifest, fantaseert dichter Anne Boyer over een nieuwe avant-garde. Alles wat deze avant-garde maakt begint met het zeggen van ‘Hallo’. De artistieke expressies lijken niet op oorlog of machines zoals bij de historische avant-gardes, ze hebben niets heroïsch of masculiens en draaien niet om grote ego’s. De nieuwe voorhoede werkt in collectieven, en ensceneert ‘’human touch’ and ‘animal touch’ and ‘comforting noises made when another is ill’ and ‘maternal protection’ and ‘friendly ritual’.
De tekst komt uit 2009, maar Boyers visioen is allang niet meer utopisch. Troost, zorg, ritueel, aanraking, verbinding, het zijn de ingrediënten van een steeds bredere beweging in de kunstwereld. Naast de aandacht voor ‘fair practice’ en betere productieverhoudingen in het maakproces, zijn veel kunstenaars ook binnen het werk op zoek naar artistieke expressies waarin de relatie tot de mens en niet-mens centraal staat. Inclusieve kunst die ruimte creëert voor heling, solidariteit en traumaverwerking in een wereld die permanent in crisis is.
In de beeldende kunst is het discours rondom ‘care’ vaak vrij expliciet. Van Carly Rose Bedford was in TENT Rotterdam dit voorjaar de installatie Utopian Redux te zien, een queer landschap waar ‘waar mensen met verschillende lichamen plezier, heling en rust kunnen vinden’, aldus de aankondiging. Afra Eisma toonde Feline Whispers op Unfair Amsterdam, een tentoonstelling over haar relatie met denkbeeldige huiskat Larry. Uit het persbericht: ‘De tentoonstelling verkent het huiselijk domein als een verlenging van het lichaam, waar het verzorgen en delen een belangrijk tegenwicht vormt tegen een wereld die zo vol ontbering en uitsluiting is.’
Ook in de internationale podiumkunsten is deze ontwikkeling zichtbaar, vooral buiten de grote podia en traditionele zwarte dozen. Voor Inventaris van onmacht sprak Edit Kaldor honderden mensen in vier verschillende landen, van verschillende leeftijden en achtergronden over hun ervaringen van onmacht, die in de voorstelling bij elkaar worden gebracht; het resultaat leek op een theatrale uitbeelding van een ‘consciousness raising group’. Siegmar Zacharias stelde vorig jaar voor de FFT Kammerspiele in Düsseldorf een dertig uur durende happening samen, Training for Political Imaginaries: Posthuman Solidarities, een oefening in en onderzoek naar solidariteit tussen mensen en niet-mensen. En ook in Nederland zijn er genoeg voorbeelden van makers die zorg ensceneren, zoals het collectief Building Conversations.
‘Artists have become somehow similar to care workers’, schrijft performancetheoreticus Bojana Kunst in een essay voor Schauspielhaus Zürich, gepubliceerd tijdens de lockdown. Kunstenaars zijn zorgmedewerkers geworden, schrijft ze, ‘inventing expressions, choreographies, and situations of care with a lot of affective investment. This could also be described as the shift from critique to care.’
Hoewel de lezer intuïtief aanvoelt wat Kunst bedoelt met de verschuiving van kritiek naar zorg, definieert ze niet exact wat die zorg precies inhoudt. Wel maakt ze onderscheid tussen verschillende manieren van zorgen. Het meest belangrijk en urgent – en volgens haar lang genegeerd en vergeten – is ‘caring with’, dat ze tegenover ‘the right care’ stelt. ‘Caring with’ is een open, ontvankelijke houding, relationeel, gesitueerd, met aandacht voor asymmetrische verhoudingen; zorg die de mens verbindt met dieren, planten, en andere soorten. ‘The right care’ gaat over ‘hoe het hoort’, zoals het volgen van de juiste regels in de anderhalvemetersamenleving, over scheiden en afscheiden – je zou het misschien eerder met ‘oppassen’ vertalen. ‘The right care’ is belangrijk, schrijft Kunst, maar zonder oog voor ‘caring with’ ligt uitputting en uitholling op de loer. Ook vindt ze het paradoxaal dat de podiumkunstenaars zelf dikwijls een kwetsbare, precaire positie hebben als freelancers zonder bestaanszekerheid. Hoe voorkom je als angstige, onzekere artiest dat je de ongelijkheid en het geweld van een uitbuitend systeem voortzet in je werk?
De verschuiving van kritiek naar zorg in de kunsten gaat geleidelijk, maar heeft aan nieuwe actualiteit en urgentie gewonnen tijdens de coronacrisis. Zoals door iedereen ineens de noodzaak van solidariteit en zorg werd gevoeld. De roep om de ‘right care’ klinkt harder, we moeten afstand houden, niet reizen – maar de nadruk daarop bedekt ook ongelijke verhoudingen en misstanden. Niet iedereen had bijvoorbeeld een veilig thuis tijdens de lockdown, of überhaupt een huis. En de crisis heeft de podiumkunstenaar, die zich juist al zo lang aan het warmdraaien was voor het bieden van zorg, nog kwetsbaarder gemaakt. Je zou kunnen zeggen dat er een overschot is ontstaan van kunstenaars die willen en kunnen zorgen, maar geen plek en middelen daarvoor krijgen.
Hoe zien podiumkunstenaars zelf eigenlijk deze ontwikkelingen? Twee makers en één artistiek directeur reageren op het essay van Bojana Kunst.
Hanna Timmers (theaterdocent en maker, o.a. van de theatrale radioshow Radio van Deyssel en jongerenprojecten voor Theater Na de Dam)
‘Zelf noem ik mijn projecten ‘sociaal-artistiek’, maar je zou het evengoed met zorg, of welzijn kunnen typeren. In de kern gaat het om verbinden, met een plek, met de mensen. Ik heb niet per se de behoefte iets te maken in een zwarte doos.
Radio van Deyssel ontstond vanuit een zorgvraag van Rochdale, die de sociale cohesie in de wijk wilde bevorderen. Wat wij voor elkaar krijgen is soms maar een kruimel, terwijl er een heel brood klaar ligt. Ik geloof dat die kruimels ook belangrijk zijn.
Frascati Producties, dat Radio van Deyssel produceert, plaatst ons onder de noemer Onvertelde Stad. In die zin los van de andere productiehuismakers. Soms vraag ik me af waarom we dat eigenlijk scheiden? Er is in feite geen groot verschil, misschien enkel dat het publiek bij ons ook medemaker is en niet enkel toeschouwer. Maar ook die medemakers uit de stad zijn gewoon mensen en geen aparte diersoort, terwijl er soms wel zo naar gekeken lijkt te worden.
Ik vind het kunstenveld soms te nauw. Het bestaat uit een kleine groep mensen met wie je iets maakt en onderzoek doet. Ik vind het interessanter om de groep waarmee je hardop nadenkt groter te maken: door jongeren erbij te betrekken of bewoners van de Lodewijk van Deysselbuurt. Door niet alleen met acteurs te werken heb je veel meer verbinding met de wereld. Ik krijg toegang tot plekken waar ik anders nooit zou komen, zoals een synagoge of hindoetempel. Dat maakt mijn blik op de wereld veel inclusiever en rijker, en tegelijkertijd wordt de wereld van de mensen aan wie ik me verbind ook rijker.
De hiaat in deze benadering is dat je niet-professionele spelers niet betaalt. Natuurlijk, mensen investeren hun tijd in de projecten omdat ze het leuk vinden, en wij geven ze een ervaring terug. We zijn nu toch begonnen met vrijwilligersvergoedingen voor volwassenen die meedoen. Daar ben ik secuurder in geworden.
Ik zou nooit zeggen dat ik politiek maker ben, maar mijn werk is wel maatschappelijk geëngageerd. Laatst bedacht ik me dat het politieke aan mijn werk is dat we laten zien hoe vanzelfsprekend het is dat je gewoon contact kan maken met iemand. De samenleving is zo gepolariseerd, maar het kan zou simpel zijn, hallo zeggen, een gesprek beginnen. Misschien is dat wel politiek. En ik laat zien dat ik het zelf óók moeilijk vind, dat ik ook niet altijd weet wat ik ermee moet. En dat het toch loont om de hand uit te steken, om het samen uit te zoeken.’
Lotte van den Berg (regisseur, theatermaker, medeoprichter van het collectief Building Conversations)
‘’Caring with’ begint in de realisatie dat je zelf niet alles weet, terwijl de ‘right care’ begint in de aanname dat je het wél weet. ‘Caring with’ is aanwezig zijn en zorg dragen voor het samenzijn, terwijl je nog niet weet wat dat is en hoe het moet. En erkennen dat je het niet alleen doet. Deze ideeën zijn heel belangrijk voor wat we met Building Conversations doen, en het essay van Kunst sluit direct aan bij ons project ‘To Care as Caress’ waarin we samen met zorgmedewerkers reflecteren op de betekenis van zorg in tijden van corona.
In de projecten van Building Conversations nodigen we mensen uit om met elkaar in gesprek te gaan, in een lege ruimte die gezamenlijk vorm wordt gegeven en belichaamd. De performance vergt een lange voorbereiding, waarin de uitgangspunten worden bepaald en de aanwezigen als groep keuzes maken, en vervolgens een soort sociaal contract afsluiten. Iedereen kan beslissen of ze meedoen of niet. Dat element van ‘ja zeggen’ vind ik onwijs belangrijk, dat je niet het spookhuis van de kunst in gaat. Dat hoort ook bij zorg, vind ik. Dat je als publiek of patiënt niet stil in het donker zit, maar dat je aanwezigheid telt, en dat je een verantwoordelijkheid hebt. Kunst is niet een product maar een praktijk.
Waar ik het niet helemaal mee eens ben, is de tegenstelling die Bojana Kunst aanbrengt tussen kritiek en zorg. Ik zie wat wij doen wel degelijk als kritiek op het systeem. Juist omdat je zorgdraagt. Dat blijkt alleen al uit hoe moeilijk het is om een plek te vinden voor onze performances, simpelweg vier uur lang met vijftien tot twintig mensen in een ruimte zijn en de tijd nemen, dat is niet vanzelfsprekend, daar moet je voor vechten. En kritiek zit ook in werkelijk zorgen geven aan jezelf als artiest, aan de manier waarop je repeteert en mensen betaalt, en je relaties vormgeeft en je tot het publiek verhoudt.
Building Conversations schept oefenruimtes, waarin mensen oefenen om samen te zijn. Ik zou het liefst zien dat er overal geoefend wordt, niet alleen in het theater. Die manier van zijn waarin je het nog niet weet – in feite de kunstenaarsattitude – is ook op andere plekken nodig. Ik wil die ruimte niet claimen als kunstenaar, ik zou het liefst willen dat ze die houding ook aannemen in het hoofdkantoor van Shell.
Tijdens de lockdown merkten we met Building Conversations dat we werk maken dat zich makkelijk kan voegen naar de tijd, omdat het zoveel ruimte laat aan mensen. De tijd was onzeker en wankel, niemand wist waar het naartoe ging en niemand wist wat het juiste was om te doen. Ineens hoefden we niet meer uit te leggen waarom het belangrijk is wat we doen, want het is nog duidelijker geworden dat we een politiek van zorg nodig hebben. Het is pijnlijk om te zien hoe snel we in oude patronen terugvallen. Ook als straks alles weer glad gaat moeten we blijven oefenen. Juist dan.’
Barbara Van Lindt (artistiek en algemeen coördinator Kaaitheater Brussel, met duopartner Agnes Quackels)
‘In Kunsts beschrijving van de verschuiving van kritiek naar zorg herken ik een nieuw gebied in de podiumkunsten, zoals wat Barbara Raes doet met Beyond the Spoken, waar ook de uitbouw van sociaal-artistieke projecten bij hoort. Het past in een ontwikkeling die zich voltrekt in het hele kunstenveld: een verschuiving van afstandelijkheid naar het relationele. De kritiek staat voor het op afstand waarnemen en oordelen, met de juiste kennis en tools, vanuit een positie van weten. Maar we zijn ons – onder andere door hedendaags kritisch denken rond dekolonisatie en ecofeminisme – meer en meer bewust geworden van de positie van waaruit wij oordelen, selecteren, jureren, programmeren, en dat dat een positie van macht is die we moeten bevragen. Macht is in mijn eigen denken een centraler begrip dan zorg, maar de twee zijn nauw met elkaar verbonden. Bojana Kunsts notie van ‘caring with’ maakt die link duidelijk. ‘Caring with’ is een houding die niet langer vanuit één plek kijkt en beslist, maar waarbij je 360 graden om je heen kijkt, en je afvraagt: met wie, voor wie werken we? Wat kan mijn rol (niet) zijn in deze constellatie van relaties?
‘Caring with’ betekent ook de strikt artistieke overwegingen uitdagen en uitbreiden door perspectieven rond gender, diversiteit en sociale drempels mee te nemen. Ik denk dat de verschuiving van kritiek naar zorg een stap van meritocratie vandaan is. Dat is een ingewikkelde kwestie. Het hele systeem is gebouwd op ‘beloning naar verdienste’. Kun je je een kunstwereld inbeelden die daar afscheid van genomen heeft? Moeten we dat willen? ‘Ik ben voor diversiteit maar het moet wel kwaliteit hebben’, is het bekende argument wanneer organisaties op hun inclusiviteit worden aangesproken. Zolang we onszelf niet afvragen wie bepaalt wat kwaliteit is en op basis waarvan, blijven we in de afstandelijkheid van de kritiek steken.
In onze visie voor het Kaaitheater, met het motto ‘How to be many?’, gaan we met deze vragen aan de slag. We zien onszelf als een lerend instituut. In de samenwerking met partners, met minder gerepresenteerde stemmen die wij macht en middelen willen geven, staan we bijvoorbeeld soms onvoldoende stil bij de verschillen. Met een team van veertig betaalde werknemers kan je niet zomaar medewerkers van kleine, niet gesubsidieerde organisaties benaderen alsof zij ook voor elke mail of tekstopdracht betaald worden. Het is in de concrete manier van samenwerken – voorbij de intenties – dat je merkt hoe diep de cultuur rond kritiek in onze vezels zit, in al onze onbedachtzame aannames. Zo begrijp je ook dat er veel aandacht nodig is voor alle aspecten binnen de relaties, voor je echt toe bent aan, en ik citeer Kunst, ‘caring with in the attendance to others, with asymmetry of touch, senses, and smells, caring with inside the unequal, messy and troubled situations.’’