Met de opkomst van het vlakkevloeren- en werkplaatsencircuit in de jaren zeventig en tachtig ontstond een nieuw beroep, de programmeur: iets tussen dramaturg, selecteur, begeleider, programmamaker, gesprekspartner en mediator in. De laatste tijd horen we steeds vaker het uit de beeldende kunst overgewaaide woord ‘curator’. Waar staat dit voor en wat is de waarde van het curatorschap binnen de podiumkunsten?

De functie van programmeur is niet los te zien van de opkomst van het vlakkevloertheater. Dit vrije theater, met zijn grillige dynamiek – wars van regels, protocollen, vaststaande kaders en hiërarchie – schiep ruimte voor iemand om de artistieke identiteit van een huis of festival te bepalen. De invulling van deze functie is heel divers; iedereen doet het anders, een richtlijn bestaat niet en er is nog altijd geen opleiding voor (hoewel er op moment meerdere masters en cursussen opduiken rondom curatorschap in de podiumkunsten, hier komt Theatermaker later dit seizoen op terug). Toch is er een aantal gemene delers: de programmeur selecteert kunstenaars en gezelschappen, bepaalt het aantal voorstellingen en in welke zaal ze staan, ontwikkelt contextprogramma’s en stelt programma’s samen voor festivals of kleinere clusterprogramma’s. De inhoudelijke gedachtes erachter – het tonen van een bepaald soort werk, het blootleggen van een inhoud – vindt haar weerslag in contextactiviteiten, programmateksten, publicaties en andere communicatie-uitingen, waarin de programmeur een belangrijke rol speelt. Tot slot beheren programmeurs vaak een eigen programmabudget en zijn ze, afhankelijk van het huis of festival waar ze werken, verantwoordelijk voor de financiële onderhandelingen met gezelschappen.

Opvallend genoeg is er met de opkomst van de van programmeur nauwelijks discours ontstaan rondom deze functie. Met de intrede van de curator in de beeldende kunst zijn er boeken vol geschreven over de taken en betekenis van deze rol, maar in het theater is het nagenoeg stil gebleven. Waarom is reflectie over de organisatie van de kunstsector en de specifieke rollen daarbinnen zo belangrijk? Wellicht omdat een gebrek aan context en historie het kritische denken onder druk zet. Wie niet blootgesteld wordt aan een publiekelijk kritisch bewustzijn heeft de vrije hand om zich achter allerlei omstandigheden te verschuilen. Macht vereist een discours waarmee je iemands positie en werkzaamheden kan analyseren om deze vervolgens te kunnen bekritiseren en bevragen. Waar de kunstenaar uitgebreid besproken en bekritiseerd wordt vanaf het moment dat hij of zij zijn werk openstelt voor een publiek, blijft de programmeur vaak in de schaduw staan, terwijl deze achter de schermen een enorme invloed heeft. Hij of zij bepaalt immers welke stemmen prevaleren boven andere en welke theatermakers de kans krijgen zich te ontwikkelen. Er zijn kunstenaars die groot hebben kunnen worden dankzij het vertrouwen van een programmeur of artistiek leider (of door een groep programmeurs, aangezien programmeurs vaak hun keuzes op elkaar afstemmen).

Bescheidenheid

Sinds kort horen we steeds vaker het woord ‘curator’ in plaats van programmeur. Het komt uit de beeldende kunst, waar de curator zorgdraagt voor het behoud van een collectie (‘curator’ komt van het Latijnse ‘curator’ of ‘zorgdragen’). De inhoud van de functie is niet één op één over te dragen van de beeldende kunst op het theater. In de beeldende kunst zijn de invloed en macht van de curator groot: hij of zij kiest de werken uit, bepaalt het thema, geeft kunstenaars opdracht om aan de hand van een bepaalde invalshoek werk te ontwikkelen, bepaalt de volgorde en voorziet de werken van een overkoepelend kader. Theatermakers daarentegen hebben vaak zelf al de context van hun werk bepaald in de vorm van teksten, flyers en beeld. Daarnaast zijn voorstellingen gebonden aan een duur, anders dan de meeste beeldendekunstwerken en installaties, waardoor de hoeveelheid werken die een theatercurator zijn publiek kan voorschotelen beperkter is. Daar komt bij dat hij of zij over aanzienlijk minder keuze beschikt; theatervoorstellingen zijn geen materiële objecten die bewaard blijven. De programmeur is voor zijn keuze afhankelijk van voorstellingen die recent zijn gemaakt of hernomen kunnen worden.

Daarbij is er sprake van een cultureel ongemak rond de term curator. In Nederland houden we niet van grote woorden; jezelf curator noemen wordt binnen het theaterveld al snel gezien als ijdelheid of bravoure. Dit ongemak komt soms voort uit bescheidenheid. Programmeurs zien zichzelf als dienstbaar aan het werk en aan de kunstenaar en willen zichzelf niet op de voorgrond plaatsen. Maar ongemak en angst voor verantwoordelijkheid kunnen al snel dicht bij elkaar komen te liggen. Wat mij betreft vraagt de invloedrijke functie van programmeur juist om een term als curator. Door in het woord nadruk te leggen op de keuzes die een programmeur maakt, worden deze tastbaarder en daarmee bediscussieerbaar.

Contextuele inbedding

Het woord ‘programmeur’ legt de nadruk op het plaatsen van werken en voorstellingen in een zaal. Je ‘programmeert’ een seizoen, wat zoveel betekent als: je maakt een selectie uit het aanbod en verdeelt deze zo goed mogelijk over de verschillende dagen en ruimtes. Dat is een waardevol vak. Het gaat erom de beste condities te bepalen teneinde een voorstelling optimaal tot haar recht te laten komen. Maar het vakmanschap van de programmeur is wat mij betreft iets anders dan dat van de curator. De functie van veel theaters en festivals behelst immers veel meer dan het louter plaatsen van voorstellingen in tijd en ruimte.

Wellicht dat door de bezuinigingen van de afgelopen jaren en de onderliggende kritiek dat kunstenaars en kunstinstituten met de rug naar de samenleving waren komen te staan, de behoefte is gegroeid om voorstellingen contextueel in te bedden. Het is in elk geval zichtbaar dat theaters en festivals al lange tijd veel meer doen dan alleen het presenteren van voorstellingen. Ze werken thematisch, cureren interdisciplinair door installaties en videowerk naast voorstellingen te plaatsen, organiseren diners waar de scheidslijn tussen eten en voorstelling nagenoeg verdwijnt, geven publicaties uit, creëren ontmoetingsruimtes en organiseren gesprekken en debatten.

Deze ontwikkeling is niet alleen een reactie op eerdergenoemde kritiek, ze komt ook voort uit een behoefte onder theaters om zich lokaal te wortelen en duurzamer om te gaan met hun publiek. Wellicht dat de autonomisering van de kunsten zijn doel voorbij is gestreefd. We lijden onder de puur representatieve functie van de kunst en de scheiding tussen kunst en het leven. Het contextueel inbedden van werk doet een poging kunst weer midden in de samenleving te plaatsen en verbindingen te leggen met andere disciplines en dagelijkse aspecten van het leven.

De curator speelt hierin een cruciale rol. Zodra een huis of festival niet alleen afzonderlijke voorstellingen presenteert maar bewust draden spint tussen werken en probeert een ‘totaalruimte’ te scheppen, kunnen we spreken over de grotere dramaturgie van een programma. Het gaat erom met oog voor de kracht van de afzonderlijke werken een groter kader te scheppen dat een dieptelezing mogelijk maakt van zowel de individuele elementen als van het grotere geheel.

In die zin is cureren verwant aan choreografie, collage en dramaturgie. Maar anders dan die drie begrippen verhoudt het zich niet alleen tot de microwereld van een voorstelling, maar gebruikt het de grotere kaders (van de titel en het programmaboekje, tot de ruimte waarin het plaatsvindt) om het totaalconcept tot uiting te brengen. De weerstand tegen het begrip curator komt vaak voort uit angst dat de curator zich als ‘über-kunstenaar’ opwerpt en de afzonderlijke voorstellingen tot een Gesammtkunstwerk forceert. Maar ik denk dat hier hetzelfde geldt als voor een goede dramaturg of kunstenaar; met waarachtig inzicht in de kwaliteiten van de afzonderlijke onderdelen kan dat alleen maar op een interessante manier gebeuren, die de lezing van een afzonderlijk werk vergroot in plaats van verkleint. Context wordt immers altijd geschapen, ook als je doet alsof het niet zo is. Beter bestaat er bewustzijn van het grotere kader dat geschapen wordt, zodat de keuzes geadresseerd kunnen worden, niet in de laatste plaats door de kunstenaars die participeren.

Onaf huis

Het vakmanschap van de curator ligt in de mogelijkheid een tijdelijk landschap te scheppen dat aanzet tot reflectie en uitwisseling, dat de toeschouwer beweegt en idealiter blijft prikkelen nog lang nadat hij of zij het theater verlaten heeft. Cureren gaat voor mij over de beroemde ‘poreuze wanden’ van het theater van Marianne Van Kerkhoven. Een curator wordt gedreven door de wil kunstwerken te verbinden aan het leven omdat kunst – net als wetenschap, journalistiek en politiek – een poging doet te reflecteren op de wereld, deze in kaart te brengen en te hervormen. Slecht curatorschap gaat voor mij dan ook over het onvermogen kunst en reflectie als twee kanten van dezelfde munt te zien. Het gaat er niet om de academicus het werk van de kunstenaar te laten interpreteren, maar te zien waar de verbeelding van de academicus begint en waar de theorievorming van de kunstenaar.

Curatorschap is voor mij ook een antwoord op de kritiek op het kapitalisme waarin producten passief worden geconsumeerd, aangezien cureren nooit gaat over de afname van geïsoleerde gebeurtenissen, maar altijd over de constructie van een geheel. Daarin is het belangrijk niet een kant en klare ruimte te bouwen waar alle verbindingen al zijn gecreëerd en uitgelegd. Cureren is juist het bouwen van een onaf huis, een geraamte, met spijkers die er maar half zijn ingeslagen waardoor nieuwe spontane verbindingen gelegd kunnen worden. Een landschap dat vraagt om een toeschouwer en alleen door de actieve interpretatie van een aanwezig publiek tot leven komt.

Een interessant voorbeeld hiervan was de afgelopen editie van het kunstenfestivaldesarts, waar het centrale thema de toeschouwer uitnodigde tot verdergaande associaties en interpretaties. De centrale gast van het festival was de Franse theatermaker Philippe Quesne, die ‘de grot’ inbracht als thematische rode draad, zonder dat alle voorstellingen onder dat thema moesten worden ondergebracht. Het festivalhart vormde een artistiek project op zichzelf, ontworpen door Quesne. In een grote, zwarte ballon konden elke avond zo’n honderd toeschouwers deelnemen aan verschillende activiteiten. Het thema van de grot raakte aan verschillende tendensen; zowel de behoefte je terug te trekken om opnieuw in contact te komen met datgene dat werkelijk belangrijk is, als de angst voor de buitenwereld en de zoektocht naar bescherming. Maar ook de betekenis van het donker, van underground en de behoefte sporen achter te laten. Op deze manier werd het thema geen geforceerd kader waar alle voorstellingen onder werden geplaatst, maar kreeg het vorm als thematische rode draad die uitnodigde tot verdere reflectie en als fysieke ruimte (het festivalhart) waar samenkomst en gesprek met het publiek konden plaatsvinden.

Participatie

De manier waarop een festival gecureerd is kan bijdragen aan intensievere participatie van de toeschouwers. Zo cureerde Florian Malzacher in september 2012 tijdens de Steirischer Herbst het marathonfestival ‘Truth is Concrete’. Tijdens dat programma bracht hij activisten en kunstenaars samen die voorbij gaan aan het louter representeren van de wereld en allen geworteld zijn in een vorm van politiek engagement. Het festival was 24/7 geprogrammeerd met rond de driehonderd lezingen, panels, performances, concerten, films en workshops. Zo creerde Truth is Concrete een 170 uur durende performatieve ruimte voor reflectie en actie. Malzacher was overigens (samen met Tea Tupajić and Petra Zanki) in 2010 al redacteur van een de aanbevelenswaardige publicatie Curating Performing Arts, een themanummer van het tijdschrift Frakcija.

Een ander voorbeeld is de Kortrijk Congé-editie van juli 2014 die een ‘stad in staat van uitzondering’ ontwikkelde. Vijfentwintig uur betrad je als deelnemer een afgezet deel van de stad, mits je bereid was je paspoort en geld bij binnenkomst af te geven en groente te doneren. In deze tijdelijke stad was participatie nodig om de stad draaiende te houden. Het bubbelbad ging alleen aan als er voldoende hout gehakt was, er kon alleen gegeten worden als er toeschouwers bereid waren te helpen koken en er was alleen sprake van kennisuitwisseling als mensen bereid waren zich in te schrijven om een lezing te geven en hun kennis te delen, et cetera.

Zo bezien kan het cureren van een programma of festival al snel in de buurt komen van het organiseren van een protest of beweging. De huidige behoefte aan collectief handelen is te begrijpen vanuit een verlies aan maatschappelijke verbeelding van alternatieven. De alomtegenwoordige realpolitik die dromen naïef vindt en utopieën gevaarlijk heeft een gevoel van onmacht en stilstand voortgebracht. Iedere dag is zichtbaar hoe we als burgers steeds minder agency lijken te hebben over onze omgeving; publieke ruimte wordt geprivatiseerd, demonstraties mogen alleen in het park gehouden worden en vraagstukken rondom zorg, onderwijs en voedsel hebben we uitbesteed. Het is dus niet gek dat de kunst en de instituten zaken als burgerschap, gemeenschap en stemvorming terug op de agenda plaatsen. Kunst – en zeker theater, door de live-component – heeft de potentie publieke vraagstukken gemeenschappelijk onder de loep te nemen, te bediscussiëren en te herdenken.

Juist de curator kan ertoe bijdragen dat het theater zich meer verhoudt tot de samenleving als geheel. Afhankelijk van hoe een programma gecureerd is, heeft het de potentie een diversiteit aan mensen aan te spreken en kan het verschil en oppositie de theaterruimte binnenbrengen. Omdat in het cureren de relatie tussen kunstwerken en buitenwereld centraal staat, kan de curator zich bekwamen in het betrekken van verschillende disciplines en afkomsten binnen één programma. Het is de uitdaging de kunsten weer in het publieke hart van de samenleving te plaatsen, liefst in samenhang met verwante disciplines als onderwijs, media en politiek.

Verbindingen

Het bewust omgaan met curatorschap als vak biedt de ruimte om actief met bovenstaande uitdagingen bezig te gaan. Thematisch werken creëert de mogelijkheid om verbindingen te leggen met mensen die vanuit een andere discipline met vergelijkbare vraagstukken bezig zijn. Wederzijds bestaat daar veel belangstelling voor, is mijn ervaring. Dat viel onder andere op tijdens het programma ME/WE dat in maart 2014 in Theater Frascati plaatsvond en reflecteerde op de huidige staat van de participatiesamenleving. Imrat Verhoeven, politicoloog aan de Universiteit van Amsterdam, herkende in een lecture-performance van theatermaker en journalist Anoek Nuyens exact de thema’s die hij in zijn werk aanstipt, maar was zeer verrast over hoe de taal die Nuyens gebruikte meteen tot de verbeelding sprak. Andersom krijgt een voorstelling meer betekenis en waarde als je voelt dat deze in verbinding staat met gedegen onderzoek en analyse van de actualiteit.

Curatorschap als discipline schept tot slot ruimte voor institutionele kritiek. De beeldende kunst wordt vanaf de jaren zestig-zeventig gekenmerkt door een periode van institutionele kritiek, waarbij kunstenaars de machtsmechanismen van kunstinstellingen, musea, curatoren en subsidiënten hebben ontleed, bekritiseerd en zichtbaar gemaakt. Tot op de dag van vandaag is dat merkbaar in het werk van hedendaagse beeldend kunstenaars. Werken van bijvoorbeeld Andrea Fraser en Hans Haacke hebben de weg vrij gebaand voor hedendaagse initiatieven als de huidige Gulf Labor Coalition, een alliantie van internationale kunstenaars die de werkomstandigheden van de arbeiders die het Guggenheim Abu Dhabi bouwen sterk bekritiseren en het bestuur van Guggenheim New York onder druk proberen te zetten. Het theater lijkt dit gek genoeg te hebben overgeslagen. Buiten ‘The Curator’s Piece’ van Tea Tupajic en Petra Zanki zijn er nauwelijks voorbeelden van theatermakers die de condities waarbinnen werk tot stand komt tot hoofdonderwerp hebben gemaakt.

Curatorschap als discipline maakt het mogelijk de machtsmechanismes waarbinnen een programma tot stand komt te betrekken in het festival. De manier waarop de selectie van werken tot stand is gebracht, de wijze waarop kaarten worden verkocht en betaald, de afkomst van het voedsel dat wordt geserveerd en de wijze waarop werken tot stand zijn gekomen, kunnen deel worden van de curatie. Zo ontwikkelt de Zwitserse theatermaker Christophe Meierhans op dit moment een project voor verschillende festivals waarbij iedere toeschouwer automatisch per voorstellingskaartje één euro doneert; het festival wordt vervolgens afgesloten met een debat waarbij gezamenlijk gediscussieerd wordt over wat er met het geld moet gebeuren.

Compromissen

Hoewel curatorschap zeker een artistieke praktijk betreft, ben ik niet geneigd de curator en de kunstenaar volledig aan elkaar gelijk te stellen. De kunstenaar houdt zich minder bezig met het bemiddelen van verschillende belangen. Kunstwerken bezitten een bepaalde mate van compromisloosheid, terwijl compromissen in ieder gecureerd programma besloten liggen. Niet alleen is een curator afhankelijk van subsidiegeld en subsidie-eisen, ook moet hij voortdurend omgaan met de beperkingen van een plek of huis en de soms contrasterende wensen van de verschillende partners die bij het festival betrokken zijn. Het compromis is de curators trouwste compagnon.

Het woord ‘curator’ – en het daarmee zichtbaar maken van de curatele keuzes – biedt kortom de mogelijkheid het vak kritischer, bewuster en transparanter te maken. Het erkennen van de inhoudelijke en artistieke invloed van de manier waarop een festival of programma gecureerd is, maakt het mogelijk het vak van de curator te bediscussiëren en te waarderen. Alleen zo kan het vak worden verdiept en worden verbonden aan de vele uitdagingen van deze tijd. Zoals de waarde van een kunstwerk vaak besloten ligt in de reflectie op de betekenis van het werk, zo is dat voor de schepping van een artistiek programma precies hetzelfde. Het gaat er niet om slechts ervaringen te produceren. De ruimte om belevingen te contextualiseren en te duiden is van evengroot belang. Binnen curatorschap als discipline is die reflectie idealiter voortdurend besloten in het scheppingsproces zelf.

foto Bea Borgers

Dossiers

Theatermaker september 2016