Wat bezielt de kunstenaar? Wat inspireert, waar ligt de kiem van het makersschap? Rashid Novaire gaat op zoek naar de bron, ditmaal naar die van Princess Isutu Hassan Bangura. ‘Ik heb altijd teksten geschreven vanuit het verlangen naar poëzie.’

‘Ik denk niet aan een bepaald publiek als ik een voorstelling creëer’, zegt Princess Hassan Bangura. ‘Ik ben de storyteller, het publiek is de getuige, die band vormt zich tijdens het spelen, maar bij het maken ben ik alleen. Dan haal ik herinneringen op en vervorm die. Bij de solo Great Apes of the West Coast was ik op terugreis naar het verleden in Sierra Leone, wilde ik beelden oproepen van de geschiedenis van het land en de burgeroorlog. Maar ik ben in mijn werk ook altijd aan het vooruitzien, gefascineerd door mogelijke toekomst, door een wereld die fictief is en waar toch herinneringen een plaats kunnen krijgen.’

Herinneringen onderweg naar een verteller, een publiek onderweg naar de herinnering.

Ik herinner me de solo.

Aan het begin van Bangura’s voorstelling lijkt het of ze ieder woord dat ze uitbrengt moet wegen. Ze staat voor een ronde hut, op een podium dat door de natuur lijkt te zijn geschapen. Ze herhaalt woorden. Ze verslikt zich bijna in het woord self, kauwt op het woord identity tot de associaties die de klanken oproepen looiig worden, ongemakkelijk aanvoelen. Mechanisch klinkt de taal, alsof de woorden afstand tot mij als publiek moeten houden terwijl de ritmische, repeterende bewegingen van de storyteller me hypnotiseren. Woorden die bijna verzanden tot ze plotseling door een nieuwe intonatie als stalen kogels in een flipperkast omhoog schieten. Op de getuige los worden gelaten. In een verhaal waarin jeugdherinneringen, beschouwingen over het individuele en het collectief denken, en getuigenissen van de burgeroorlog in Sierra Leone in elkaar grijpen. Als in een dans, een dans misschien als ‘een koele staat van wanhoop’, zoals Hugo Claus het zoeken naar taal ooit beschreef. Alsof hoop is als een stekelig dier waaraan je je kan verwonden als je er te dichtbij komt. Zo neemt Bangura ons mee in haar zoektocht naar woorden die passen bij haar beleving.

Ze beweegt zich vanuit het donker naar het licht, heft haar hand als om de herinnering aan te raken. Maar ze stuit op een spiegel.

‘Ik zie een vrouw met pijn die op mij lijkt. Ze staat op het rode zand’, zegt ze.

‘Wanneer kunnen ze mij zien in al mijn bizarheid?’

 ‘Vrouwen die op mij lijken en die me hebben gevormd -’, begint Hassan Bangura en ze valt stil aan de telefoon. Een wind steekt op tussen mijn Amsterdamse woning aan de Amstel en haar huis in Maastricht. Wild is de wind. Vol van namen die ze noemt en die ik opschrijf. Artiesten die haar inspireren: schrijver Tomi Adeyemi, performancekunstenaar Okwui Okpokwasili. Spiegels. Aangevers van grensverkenningen. Ik voel aan haar heldere stem dat ze me niet enkel antwoorden geeft op mijn vragen maar teer en strijdbaar zelf de draad van haar gedachten onderzoekt. Ze praat snel en is gul met haar zinnen:

‘Mijn oma was een healer’, zegt ze. ‘Mijn overgrootoma kon met dieren praten. Ze verloor acht kinderen. Ik zocht bij het schrijven van mijn solo naar een stream of consciousness-vorm waarin de zielen van al de verhalen van mijn voormoeders een plek konden krijgen. Al wilde ik niet het anekdotische destilleren uit wat ze me vertelden en zocht ik naar een meer metaforische, abstracte beeldtaal. Ik heb altijd teksten geschreven vanuit het verlangen naar poëzie. Ik ben begonnen met ondertitels voor de voormoeders te bedenken. De vrouw die in Sierra Leone haar kinderen begroef, werd The undertaker. Een tante die er dodelijk gebeten werd door een slang, noemde ik De vrouw die te vroeg stierf. Zo schiep ik afstand om te vertellen en riep ik de wereld op waar ik ben opgegroeid. Ik ben trouwens niet opgegroeid in een systeem dat me dwingt om voortdurend over huidskleur en identiteit na te denken. Op een goed moment roep ik in de voorstelling uit: Fuck identity.

Het viel me zwaar om in mijn studietijd in Maastricht zo vaak antwoord te moeten geven op de vraag: ‘Wat schuilt er achter jou en je afkomst?’

Op dit moment valt het in de theaterwereld reuze mee, maar ik heb ook meegemaakt dat je culturele achtergrond vaak heel letterlijk gethematiseerd werd. Dat was wennen. Ik ben een weirdo. Ik ben verslingerd aan scifi comics, zombiefilms, Resident Evil, dat zijn de redenen dat ik me wilde wijden aan fictie. Ik zag een videogame. Ik zag Black Panther.  Daar verbond ik nog geen zware thema’s aan. Toen kwam ik terecht op de toneelschool en maakte daar een voorstelling voor twee witte jongens, waarover de gastdocent opmerkte: ‘In jouw werk wordt het kolonialisme teruggedraaid.’ Dat had er niets mee te maken. Ik werd er angstig van. Wanneer kunnen ze mij zien in al mijn bizarheid en individualiteit?, vroeg ik me af. Het absurde zit zo in mijn natuur, en nu moest ik iets cultureels representeren. Ik nam me voor nooit meer voorstellingen te maken over race en mijn heritage. Maar je komt daar niet van weg. De Black Lives Matter-beweging was een confrontatie. Het anders-zijn moest worden verbeeld, de oorsprong kon niet worden vermeden. Maar hoe geef je vorm aan die verbeelding? De rapper Baloji en jazzmuzikant Sun Ra zijn voor mij een inspiratiebron. Artiesten die sublimeren, het lichaam bezien en radicale vormen kiezen om hun Zwarte lichaam te bezingen. Zo maakt Sun Ra met het publiek de afspraak dat hij van een andere planeet komt. ‘Zo doen wij dat hier’, zegt hij bij vragen over wie hij is. Door die durf, speelsheid en lyriek kwam ik weer bij de essentie van mijn makerschap. Ik wilde abstraheren. Ik had geen zin in die voorstelling waarbij een half A4 vol staat met het woord Black. Ik zeg weleens: ik zoek graag naar wat er nog niet is. Ik leef in de realiteit, nu wil ik een nieuwe wereld creëren. Op radicale wijze. Zoals in het Afrofuturisme waarin je jezelf steeds de vraag kunt stellen: in welke toekomst wil ik staan? Dat houd ik in mijn achterhoofd als ik verhalen schrijf.’

Het verleden van de toekomst

Bangura’s lichte stem en de woorden die wij delen doet me mijmeren. Op een nacht, lang voordat ik de theatermaker sprak over haar liefde voor Afrofuturisme, schreef ik een kort verhaal met de titel Door Malika. Ik situeerde een vader en een dochter in 2099 in een caravan in een duinpan bij Bloemendaal. De dochter gaat niet meer naar school, de vader vertelt haar verhalen over het verleden van de toekomst. Verhalen die verlicht worden door de overgeleverde daden van haar voormoeder Malika. Een vertrouwde vreemde, een vrouw die volgens haar vader Nayib ‘een echte ontdekkingsreiziger was’, maar wel een die zich kon terugtrekken uit het in kaart gebrachte land als bleek dat de mensen die daar woonden er niet op wachtten om ontdekt te worden.

Ik sla mijn debuut nog eens open, nieuw licht valt op de laatste pagina. Licht van Bangura’s solo.

Great Apes of the West Coast komt mij opeens voor als een gevaarlijke voorstelling. Gevaarlijk in de poging ‘de draden te ontwarren die in ons bloed zijn geweven.’ Draden die een web vormen waarin je beschutting kunt vinden uit ‘de vergankelijke wind’, maar waarin je net zo goed verstrikt  kunt raken als in een roes van ondeugd en chaos. Draden die je kunt ontwarrenmaar die je ook het zicht kunnen ontnemen op kennis. ‘Ik weet het maar mijn waarheid is versleuteld’, zegt de storyteller. Een duik in het verleden op eigen risico. Draden die worden gesponnen, associatief, zodat we als publiek tuimelen door herinneringen aan schendingen van een burgeroorlog, tot we aankomen bij oudere streken in de tijd, bij mijmeringen over een ongerept land gezien door de ogen van een ontdekkingsreiziger.

‘Ik droom van Pedro da Cintra, de Portugese ontdekkingsreiziger die mijn moederland betreedt,’ zegt de storyteller. ‘Vanaf het moment dat hij de bergen zag met leeuwenvormen, dacht dat kreten het gebrul van de bergen waren… Pedro da Cintra die de schoonheid van mijn moederland in zich opnam. Serra Lyoa. Een verhaal lang voor ik sterveling was.’

Het voelt alsof juist door te kijken door de ogen van een vertrouwde vreemde uit de schoolbanken, een Portugese witte man, de storyteller inziet dat ze de kracht moet vinden om uiting te geven aan de vreugde en pijn die eigen is aan haar gestalte: ‘Oh voorouders geef mij je stem zodat ik kan uitschreeuwen hoe goed het voelt een Afrikaan te zijn.’

Alsof nu Bangura in haar stream of consciousness de ontdekkingsreiziger heeft ontdekt, de weg is vrijgemaakt om te zoeken naar wat er nog niet is. Een terugblik vooruit.

Het verleden van de toekomst

‘Als ik terugblik op de tijd dat ik met theater begon, zie ik mezelf als een hongerig meisje op de theaterschool in Dordrecht. Ik sloot alles binnen. Toen ik toneel ging spelen ging er een knop om en werden knopen losgetrokken. Ik wil dit onderzoeken, dacht ik. Later ging ik naar het MBO theater. Ik was continu bezig met de Nederlandse taal te leren beheersen. Er werd me een logopedist aangeraden. Het was zwaar want Nederlands was niet mijn eerste creatieve taal. Toen al bestond mijn werk uit steeds verder terugblikken. Ik maakte een solo over vrouwenbesnijdenis in Sierra Leone. Herinnerde me het kind dat ik was. Het meisje dat jaloers was op meiden die werden besneden. Aangezien ik nog zo dicht bij die bewondering stond, kon ik niet louter activistisch zijn. Ik zag het hele culturele palet voor me bij het creëren van de personages. Ik kende de mensen die de besnijdenissen uitvoeren. Geen slechte mensen. Ik moest van mezelf de thematiek van alle kanten belichten. Het was of in die afgedwongen nuance de theatermaker Princess werd geboren.’

Huid die bruin wordt door een kus

’s Nachts resoneert het in mijn hoofd: de beeldspraak van het geboren worden. In de stroom wit licht van mijn laptop kijk ik naar performances van Okwui Okpokwasili en ik begrijp waarom Bangura haar als inspiratiebron heeft genoemd. ‘Opgroeiend in mijn tijd was het zo dat hoe verder je van witheid verwijderd was, hoe onzichtbaarder je was’, klinkt de stem van de bewegingskunstenaar. Op mijn scherm zie ik hoe een zwarte vrouw langzaam maar toch met abrupte bewegingen uit fluorescerende doeken tevoorschijn komt. Als een geboorte. Een ontstaan waarin vorm en kleur nog niet zijn vastgelegd maar toch al onontkoombaar met een noodlot zijn verbonden. Een strijd tegen onzichtbaarheid. Tegen de wens van de buitenwereld om je voortdurend te moeten verklaren. En dan: de ruimte om met kennis en verbeelding je ontstaansmythe opnieuw vorm te geven.

Zoals volgens een oud verhaal mensen in de Draa-vallei in Marokko geloofden dat ze ooit licht van huid waren, zonen van Cham, tot hun leider in de stromende regen een Koran op zijn hoofd plaatste, en het zetsel van de inkt dat van de bladspiegel stroomde hun huid zwart kleurde.

Zoals Bangura in haar solo de geboorte van haar donkere huid bezingt door met haar kennis van het geloof van de Vodunreligie en haar verbeelding een verhaal te vertellen over een zonnegodin die de mensen kust en met warmte hun huid Zwart brandt. ‘Van de kiss of Judah, de kus van de dood, maakte ik een kiss of life’, zegt ze.

Al is ze dan, ‘gekneed uit de as van de doden’, zegt ze als ze in haar solo zacht haar geboorteplaats oproept. ‘Daar kom ik vandaan. In dat land weet ik niet hoe te leven.’

Even is het of wat blijft een paar lucide dromen zijn en vergeten herinneringen: het meisje en haar ouders, alle drie, kijkend naar de zilte zee.

Tot ik Bangura spreek en ik voel dat haar gave om kwetsbaar te zijn in het teder vergeten van haar verleden en haar radicale vermogen om opnieuw te verbeelden en te herinneren ontspringen aan eenzelfde bron. No matter how long the road, it ends in a town, zegt ze. Ik reis met haar mee. Naar een stad waar je om troost kan vragen. ‘Troost u mij’, zegt ze en ook: ‘Ik denk omdat wij zijn.’ Een wij dat zich in vele vormen in haar bestaan manifesteert.

Vergeet niet dat vissen uit het water komen

 ‘Een andere inspiratiebron voor mijn werk en leven is dat mijn moeder christelijk is en mijn vader islamitisch,’ zegt Bangura. ‘Ik heb zelf ook altijd een koran en een bijbel bij me. Ik ging naar de kerk én naar de moskee. Geloofsboeken die ik intensief heb gelezen bij het maken van Great Apes of the West Coast. Als ik dan las To dust you shall return voelde ik: de dood is niet het einde. Dan dacht ik aan opnieuw geboren worden. Natuurlijk zijn al die scifi films die ik zie een beeldspraak voor wedergeboorte in een andere wereld. Maar ik realiseer me dat ik meer te vertellen heb over de cultuur waar ik vandaan kom. Mijn vader voedde me op met terugreizen. Hoe eng het ook is, kijk terug. Hij gaf me gezegdes mee: vergeet niet dat vissen uit het water komen. Ik moest wel terugkijken en nu ik het verhaal dat ik wilde vermijden, het verhaal waarin ik vertel over waar ik vandaan kom, eenmaal heb gemaakt voelt het of ik van iets ben bevrijd, iets is van mijn schouders af, lichter ben ik, het is off my chest. Ik ben blij dat verhaal daar te laten, maar tegelijk doe ik onderzoek naar een volgende solo. Een voorstelling over spiritualiteit en religieuze cultuur in Sierra Leone. Over Vodun. Het gesprek over race is aangekaart’, concludeert ze.

 Herkenning

Bangura’s welhaast opgeruimde conclusie zingt in mijn oren als ik Great Apes of the West Coast een laatste maal aan mijn geestesoog voorbij laat gaan. Nog één keer volg ik samen met de storyteller de associatieve tocht door een landschap, van zachte grond, harde grond, die zich onttrekt aan mijn controle, aan mijn begrip. ‘You can recognize a person’s tribe by the way she cries’, vang ik verbouwereerd op. Een vreemde zin die ik probeer te wegen, kwijt te raken omdat-ie een nieuw, angstaanjagend verdriet meebrengt – maar het helpt geen moer. ‘Zo troebel als zonde, zo vergankelijk als de wind’, hoor ik opnieuw in het epos over een vrouw die een kust van vergetelheid en herinneringen bezingt. En vervolgens komt er dan een compacte zin: ‘Ik zie gevaar in je ogen.’

Beeld Hedy Tjin

Dossiers

Theaterkrant Magazine september 2024