Zouden ze het onderling hebben afgesproken? Opvallend veel sprookjes en nachtmerries passeerden het afgelopen dansseizoen de revue. Al was soms niet helemaal duidelijk waar het sprookje ophield en de nachtmerrie begon. Bregtje Schudel volgde een heel seizoen de dans in Nederland en reflecteert op wat ze daar zag.
Het begin van het seizoen van NDT1 was redelijk uniek. Als opener koos artistiek leider (en huischoreograaf) Paul Lightfoot eens niet voor een verzamelprogramma, maar voor één avondvullende voorstelling. Om precies te zijn het sprookje Sleeping Beauty van Mats Ek.
Deze redelijk onverwachte keuze bleek gelukkig niet een van de zeven tekenen van de naderende Apocalyps (na de aankondiging twee jaar geleden dat het Nederlands Dans Theater tot september 2017 geen werk van Jiří Kylián meer zal uitvoeren). In zijn sprookjesvariaties gaat Mats Ek namelijk niet voor een zo natuurgetrouw mogelijke kopie, maar juist voor een moderner, meer tegendraadse invulling van het origineel. Zo was het titelpersonage in zijn Giselle (1982) een soort dorpsgek die, nadat ze is opgebruikt door edelman Albrecht, in een gesticht belandt.
Ook zijn versie van Sleeping Beauty (origineel uit 1996) is er een met een scherp randje. Hier is Aurora (bij NDT pittig vertolkt door Ema Yuasa) geen lief, naïef prinsesje, maar een puberende tiener die alles doet wat paps en mams verboden hebben, van foute vriendjes tot drugs.
Darkroom
Ook het Ballet Preljocaj ging in Blanche Neige (afgelopen december exclusief te zien in Theater aan het Vrijthof in Maastricht) voor een duistere interpretatie en maakte van het danssprookje rond Sneeuwwitje een trip in een darkroom, met een kwaadaardige koningin in een sm-pak, hitsige faunen met een fetisj voor rode sjaals en een suggestief duet tussen de prins en de (schijn)dode titelheldin.
Angelin Preljocaj schoot misschien net iets te ver door, maar Christopher Wheeldon vond voor Het Nationale Ballet (HNB) met de reprise van Cinderella (2012) precies de juiste mix van humor en tragedie. Ook Wheeldon ging niet voor het klassieke verhaal zoals verteld door Perrault, maar voor de ‘grimmiger’ en psychologisch beter onderbouwde variant van de gebroeders Grimm. Alleen goed kunnen dansen was ditmaal niet genoeg, de rollen vroegen ook om acteervermogen. Larissa Leznina keerde speciaal voor Cinderella even terug als boze stiefmoeder en Megan Zimny Kaftira stortte zich opnieuw vol overgave in de rol van gemene stiefzus.
In de HNB-première van La dame aux camélias (wereldpremière 1978) speelde het acteren bijna een grotere rol dan de dans. De choreografie zelf voelt inmiddels wel een beetje als die oude bruidsjurk van oma die al bijna veertig jaar in de kast hangt, maar het zijn de vertolkingen van de rollen van Marguerite en, in iets mindere mate, Armand die de voorstelling maken of breken. Wat dat betreft is Marguerite, een succesvolle courtisane met een klein hartje en longen vol tuberculose, voor een danseres wat Scarlett O’Hara in Gone with the Wind is voor een actrice: zo’n beetje het summum wat je op het gebied van kostuumdrama kunt spelen. Al zou Scarlett zich in de liefde natuurlijk nooit laten tegenhouden door zoiets triviaals als tuberculose.
Begrijpelijkerwijs ging de meeste aandacht op de Nederlandse première uit naar het kersverse Nederlandse solistenkoppel, Igone de Jongh en Marijn Rademaker (sinds januari bij het Nederlandse balletgezelschap). En eerlijk is eerlijk: ze vormen samen een prachtig stel – Rademaker brak eerder bij het Stuttgart Ballet door met zijn vertolking van Armand. Toch gaat de Oscar voor beste sterfscène naar Anna Tsygankova, wier hartzeer uit haar tenen komt. Doodzonde dat dat niet erkend is met een Zwaan-nominatie.
Doodgewone puber
Ook de jeugddans wist dit seizoen de sprookjes te vinden. Urban cross-overdansgezelschap ISH trad met Narnia, een samenwerking met de Junior Company, in de voetsporen van Don’t Hit Mama en haar Zwanenmeer/Bijlmermeer I & II met een ontmoeting tussen hiphop en klassiek ballet.
Danstheater AYA ging met Snow White & de 7 breakers juist voor een dansmusical, waarbij de rol van stiefmoeder en die van Sneeuwwitje tegelijkertijd door een zangeres en een danseres werden vertolkt. Net als in Eks Sleeping Beauty is ook Sneeuwwitje een opstandige prinses, die haar stiefmoeder als jong meisje verafgoodt en als tiener verafschuwt – een doodgewone puber dus. Geen wonder dat ze haar stiefmama tot waanzin drijft, al zijn drie moordpogingen wellicht iets te veel van het goede.
Hanuman van Samadhi Dance Company bood juist een opzwepende mix van traditionele Bollywood-moves en moderne dans. Vraja Sundari Keilman dompelde ons onder in een oosters sprookje, waarin de kwaadaardige Ravanna (Gil Gomes Leal, ook als slechterik te zien in Narnia) de vrouw steelt van oppergod Rama (Shailesh Bahoran) en apengod Hanuman (Marnix Lenselink) hem belooft haar terug te vinden. Het neigt onbedoeld allemaal sterk naar kitsch, met windmachines, wierook, de glimmende borst van Hanuman en het charismatische geschmier van Leal, maar dat maakte de ervaring er echt niet minder om.
Emmers bloed
Wel bewust camp was Horror van Jakop Ahlbom, wat overigens niet betekent dat er niets te griezelen viel. Net als de campy horrorfilms waaraan de voorstelling met veel plezier (en bloed) refereert, is Horror vaak ook echt eng. Dat bij de try-outs een jonge scholiere het allemaal echt niet meer trok mag in dit geval dan ook gezien worden als goede reclame. Bijna alle bekende horrorelementen komen voorbij: een leegstaand huis met een tragische geschiedenis, een dood meisje met lange zwarte haren en een wit nachtjaponnetje, radio’s en televisies met een eigen wil, bezeten lichaamsdelen en opvallend veel hakbijlen en steakmessen. Horror doet precies wat het belooft: het is een ode aan de horror, al werken de subtiele details – een licht wiebelend hoofd van de zombiebruid hier, een goed gekozen lichteffect daar – uiteindelijk beter dan de actiescènes vol emmers bloed.
Wat dat betreft mag Ahlbom de volgende keer best leentjebuur spelen bij Gabriela Carrizo en Franck Chartier, oprichters van het Vlaamse gezelschap Peeping Tom. Voor fysiek theater met gitzwarte humor en een unheimische sfeer ben je bij hen nog altijd aan het juiste adres. Of dat nu is in een afgelegen trailerkamp ergens hoog in de bergen (32 rue Vandenbranden) of een uitgebrand theater (A Louer). Maar zo dicht bij huis als in Vader zijn ze niet eerder gekomen. Dit eerste deel van hun familietrilogie speelt zich af in de recreatieruimte van een bejaardenhuis, in feite een voorgeborchte, ergens tussen leven en dood, waar niet duidelijk is wie te gast is en wie er vast verblijft. Maar vast zitten ze (of we) allemaal.
Een weg terug is er ook niet voor de vijf performers in As It Empties Out van Jefta van Dinther (te zien op Julidans), die door de gitzwarte ogen van Roger Sala Reyner en zijn onheilspellende mantra (‘Give yourself / kill your soul’) tot leven worden geroepen en ons vervolgens, al worstelend, steeds verder hun duisternis binnen trekken. De sterkste scènes zitten aan het einde: Linda Adami playbackt een rammelende monoloog van een niet nader benoemde filmactrice als een kruising tussen een bejaard kattenvrouwtje en de trollenkoning uit de Efteling; en in een andere scène zwiepen de lichamen van de zes dansers als in trance in de schemering heen en weer. Soms weet een danser zich los te maken uit zijn roes en loopt even verdwaasd door de ruimte, om uiteindelijk toch weer terug in het gelid te vallen, als een tegendraadse mot geobsedeerd door het duister.
De hel
Obsessie is de rode draad in OCD Love (OCD staat voor obsessive compulsive disorder) van L-E-V, het dansgezelschap van choreografe Sharon Eyal en producent-dj Gai Behar dat eveneens op Julidans stond. Eyal raakte voor deze choreografie geroerd en geïnspireerd door het tragisch-romantische gedicht OCD van Neil Hilborn, die zelf aan de stoornis lijdt; een gedicht over zijn verliefdheid op een meisje dat zijn tics eerst aandoenlijk vond (‘She said she felt safe … because I definitely locked the door eighteen times’) maar later niet meer (‘She told me I was taking up too much of her time’).
Ook de voorstelling zelf voelt als een auto-ongeluk in slowmotion, waarin zes dansers met strak haar en strakke pakjes worden voortgedreven door een luid tikkende klok, een dwingende beat van dj en sound artist Ori Lichtik en zichzelf. ‘De hel, dat zijn de anderen’, vond Jean-Paul Sartre. In OCD is het ‘zelf’ de hel.
Iemand die dat in zijn werk ook lijkt te onderkennen is choreograaf Marco Goecke. Zijn herkenbare nerveuze, hyperactieve en repetitieve bewegingstaal als van een afkickende (drugs)verslaafde is zo verklonken met zijn werk dat je je eigenlijk niet kunt voorstellen dat hij het niet ooit ergens uit een persoonlijke ervaring heeft geput. Maar zo dicht op de (dunne) huid als in Thin Skin, gemaakt voor het NDT en genomineerd voor een Zwaan voor beste dansproductie, zijn we niet eerder geweest. Wilden zijn eerdere choreografieën nog wel eens gestileerd en afstandelijk zijn, het indringende spel van Jorge Nozal, genomineerd voor de Zwaan voor beste danser, maakt zijn kwellingen tastbaar, als miljoenen krioelende beestjes net onder de huid.
Duisternis
Goecke geeft ons jeuk waar krabben geen soelaas biedt. Bij Ann Van den Broek slaan de dansers meestal juist op steeds diezelfde blauwe plek. Een titel als The Black Piece lijkt dan ook een veeg teken. Toch weet Van den Broek te verrassen. De allereerste inspiratie mag dan wel geboren zijn uit haar vroegere angst voor het donker, maar Van den Broek schijnt – letterlijk, met een zaklampje – licht op wat zich nu daadwerkelijk schuilhoudt in die duisternis. En daar is niet alles wat het lijkt.
Van den Broek geeft ons een prachtig staaltje ervaringstheater, waarin de grens tussen podium en publiek steeds verder vervaagt (een gegeven dat Amos Ben-Tal in Might, waar het podium de zaal is, nog verder doorvoerde en waar Jan Fabre met zijn bloederige droomlandschap Mount Olympus ook slim mee speelde).
De duisternis isoleert en omarmt, vereenzaamt en bevrijdt. Je voelt je ingesloten en geborgen, als een foetus in de buik – met een hartslag op de soundtrack. Dan blijkt The Black Piece geen exorcisme, geen bezwering, zoals OCD Love en Thin Skin dat wel waren. Van den Broek omarmt haar angsten, omarmt de duisternis.
foto: Grind, Ivo Hofsté