Hedendaagse dans is op het Afrikaanse continent bezig aan een onstuitbare opmars. Zo kent Senegal het internationale festival Duo Solo Danse, dat ruim voorbij disciplines als kader denkt. Ook Nederlandse kunstenaars zijn van oudsher gefascineerd door dit verwelkomende dansfestijn, waar uitwisseling centraal staat.

Saint-Louis, de voormalige (koloniale) hoofdstad van Senegal, is een sfeervolle stad aan, en zelfs gedeeltelijk ín zee: een deel van de oude stad bevindt zich op een eiland. Het is de tweede stad van het land. De parallelle rechte straten van het monumentale centrum (Unesco erfgoed) zijn over het algemeen rustig. De doorgaande weg wordt wel druk gebruikt, om de haverklap word je gepasseerd door paard-en-allerlei-soorten-verschillende-wagens, en dan sta je onverwacht, zonder aankondiging, aan een strand waaraan, zover als het oog reikt, tot voorbij de grens met Mauritanië, een grote vissersvloot ligt te wachten op zijn bemanning.

Aan die doorgaande weg staat een imposant historisch bouwwerk, dat Le Château genoemd wordt. Het is de zetel van het internationale festival voor eigentijdse dans Duo Solo Danse, dat afgelopen juni zijn 15de editie in de annalen kon bijschrijven. De programmering van het festival heeft regelmatig een Nederlands accent en dat mag geen verwondering wekken: de initiatiefnemer en artistiek directeur van het festival is Alioune Diagne, danser, choreograaf én beeldend kunstenaar die zijn internationale carrière in Europa en Afrika opbouwt vanuit zijn woonplaats Kampen.

Hedendaagse dans op het Afrikaanse continent is bezig aan een onstuitbare opmars. De combinatie van erfgoed-dans en moderne dans is daarbij een complex maar zeer bepalend element op een continent waar elke etnische groep zijn eigen danspraktijk ontwikkeld heeft, en die praktijk nog steeds springlevend is. Voor de jongere generaties (en in de West-Afrikaanse regio is dat in tegenstelling tot Nederland een zeer substantieel deel van de bevolking) is onder andere via internet ook de hiphop een directe inspiratiebron, waardoor elementen daarvan regelmatig geïntegreerd worden tot nieuw erfgoed.

 

West-Afrika

Landen als Ivoorkust en Burkina Faso leveren choreografen af als Nadia Beugré, Serge Aimé Coulibaly, Saliou Sanou die inmiddels wereldwijd succesvolle carrières hebben. Dit artikel beperkt zich tot West-Afrika, want in andere regio’s (Noord- en Zuid-Afrika bijvoorbeeld) bestaat een totaal andere infrastructuur voor de podiumkunsten en is er sprake van heel andere praktijken. Van die (West-)Afrikaanse choreografen is overigens recent nog werk te zien geweest in het Holland Festival, Afrovibes en Spring.

Het is ook in Senegal waar de zetel zich bevindt van een vroeg initiatief in moderne dans, de École des Sables, opgericht in 1998 door Germaine Acogny en Helmut Vogt. De invloed van dat gerespecteerde instituut is overal terug te vinden, tot en met de Amsterdamse Academie voor Theater en Dans aan toe, waar Acogny (zowel Germaine als haar zoon Patrick) regelmatig te gast is.

Naast de optredende Nederlandse kunstenaars die dit jaar te gast waren, was er ook een Nederlandse delegatie op bezoek. Alvorens Alioune Diagne zelf aan het woord te laten, spreek ik met Eve Hopkins, artistiek directeur van Theater Bellevue, en Aminata Cairo, lector Social Justice and Diversity aan de AHK en vraag ik naar hun impressies en observaties met betrekking tot dit unieke festival. Vervolgens spreek ik in Utrecht met Jasper van Luijk, hoe hij als deelnemende choreograaf het festival ervaren heeft.

Gevraagd naar de meest in het oog springende kwaliteiten van het festival, steken beiden direct en energiek van wal: zowel Hopkins als Cairo was het meest onder de indruk van de openheid en het vertrouwen dat het festival uitstraalt; geen enkele deur gaat op slot, het festivalcentrum is werkelijk het huis van iedereen en functioneert organisch op elk niveau: sociaal, cultureel, artistiek. De manier waarop vertrouwen als principieel uitgangspunt aan de basis ligt van elke uitwisseling zou menig instituut in Nederland tot voorbeeld kunnen dienen.

Hopkins merkt op dat overal kan worden gewerkt, op allerlei niveaus: artist in residencyprogramma’s vinden plaats naast workshops voor verschillende leeftijden, en dit naast de voorstellingen, spontane cyphers, gezamenlijke maaltijden. Diagne fungeert als de culturele burgemeester van Saint- Louis: naast in zijn Château is hij ook bezig in andere buurten culturele ruimtes te creëren waar met name de jeugd, maar niet zij alleen, zich kunnen verdiepen in dans, muziek, beeldende kunst, poëzie. En voor de activiteiten mengen generaties, genders, klassen, niveaus, zonder probleem. Gevolg daarvan is dat iedereen in de stad het festival en Le Château blijkt te kennen, het festival leeft onder de bewoners.

Cairo observeerde hoe ongecompliceerd welkom de Europeanen zijn als witte minderheid die gewoon meedoet bij deze activiteiten en aldus opgenomen wordt in een Afrikaans model van samenzijn; dat strekt zich uit van het sociale aspect (de gemeenschappelijke, zeer smaakvolle maaltijden, Senegal staat in de regio bekend om zijn uitstekende cuisine) tot en met het artistieke aspect: de jongste generaties dansers en choreografen werken naast de meer ervaren podiumkunstenaars. ‘De blik is vanzelfsprekend én onnadrukkelijk afrocentrisch’, voegt zij eraan toe.

Beiden benadrukken het brede internationale karakter van het festival: voorstellingen uit Senegal tot en met Nederland, Kenia tot en met Spanje waren er te zien, workshops te volgen en alles communiceert met iedereen. De crew om het festival heen blijkt net zo goed te bestaan uit creatives: ontwerpers, filmers, fotografen. Hopkins en Cairo hebben al een mogelijke troonopvolger voor Diagne gespot, een jongeman die met enorm talent workshops voor de jeugd leidde als cypher en er aldus al in slaagde een mini-community op te bouwen.

Interdisciplinair, multidisciplinair: in deze context is het meer regel dan uitzondering. Een van de kunstenaars in ontwikkeling definieerde zijn ambitie met de woorden: ‘Ik wil het licht zijn’, volgens Hopkins een goed voorbeeld van hoe er voorbij benepenheid van disciplines als kader gedacht wordt. Het culturele centrum Le Château met zijn vertakkingen werkt ook als een magneet naar zijn omgeving, het opereert duidelijk niet in een isolement of top down, en zowel Hopkins als Cairo is getuige geweest van veel voorvallen waarbij deelnemers elkaar optillen door inspirerende uitwisselingen. Daardoor functioneert het ook bij de ontwikkeling van eigen unieke dansidiomen en vormt het festival een artistiek rijke bron om uit te putten. De voorstellingen in het festival zelf laten het totale scala zien, van het lokale danserfgoed tot en met de hiphop-internationalisatie en alle stadia daartussenin.

Gender

Jasper van Luijk was met zijn duet Hurt me baby one more time voor het eerst in West-Afrika. Aanvankelijk had hij wel enige schroom om precies deze voorstelling te spelen in het festival, in de context van een overwegend islamitisch land: de genderrollen in deze choreografie voor een man en een vrouw zijn niet volgens een geijkt patroon ingevuld. Diagne vond het juist een positieve daad om andere perspectieven te laten zien aan het lokale publiek. De overenthousiaste bijval van precies dat publiek voor de danseres die op een gegeven moment haar mannelijke partner een (gechoreografeerde) kaakslag verkoopt, kwam als een volslagen verrassing voor de makers.

Hij voelde zich geheel opgenomen in wat hij toch beschrijft als een artistieke bubbel, waar hij probleemloos deel van uitmaakte en zijn workshop rondom partnerwerk werkte beide kanten op buitengewoon verrijkend. Vooral de gulheid waarmee artistiek uitgewisseld wordt, ervoer hij als bijzonder. Afrikaanse dans toont ook op het niveau van belichaming van een concept een verrassende breedte en rijkdom aan verschillende danstalen, kon Van Luijk tevreden concluderen.

Daarnaast noemt hij, daarmee aansluitend op de observaties van Hopkins en Cairo, de aandacht en liefde voor zowel de samenwerkingen als het samenzijn dat dit festival uitdraagt, evenals de organische manier waarop Diagne dit allemaal leidt. De tijd achtte hij te kort: hij voelde de behoefte groeien om zich niet te beperken tot het proeven van een samenwerking tussen Nederlandse en Senegalese dansers maar ook tot het bereiden van een gezamenlijk gerecht. Hoe moeilijk dat in de praktijk ook uit zal pakken met de huidige ijskoude tegenwind, samenwerken staat hoog op zijn verlanglijstje. ‘We streven hier bij ons naar meerstemmigheid en Aliounes aanpak kan ons daarin heel mooi de weg wijzen.’

‘Kom delen, in plaats van kom kijken’. Aldus vat Cairo het festival kernachtig samen. Het festival legt een nadrukkelijk accent op contact en uitwisseling zowel tussen makers en publiek, als tussen makers onderling. In tegenstelling tot veel (de meeste) internationale festivals, worden de deelnemers uitgenodigd het hele festival door aanwezig te blijven, en veel samen op te trekken. Ze worden stemmig onderbracht in een passagiersschip dat als logies aangemeerd ligt aan de kade van de rivier de Senegal. Ter illustratie: de voorstellingen worden collectief besproken. In de zogenoemde  ataya wordt een dichter of schrijver of journalist uitgenodigd om met een tekst te reflecteren op een voorstelling. Vervolgens dient die tekst als uitgangspunt voor een gesprek met een groep bewoners die ook publiek zijn geweest bij die voorstellingen, en zo zijn er nog andere voorbeelden van hoe het festival uitwisseling vooropstelt.

Oprichter en artistiek leider Diagne verdeelt zijn tijd als cultureel ondernemer tussen de hanzestad Kampen en de oude Senegalese hoofdstad waar hij geboren werd. Het festival bestaat sinds 2008; alleen in de covid-tijd kon het niet doorgaan. In het gesprek dat ik met hem had, verzuchtte hij dat het eigenlijk zijn bedoeling was om het festival tweejaarlijks plaats te laten vinden, maar het enthousiasme en de druk van zowel de lokale talenten als het lokale publiek dwingen hem er toch toe elk jaar een nieuwe editie te programmeren in Le Château.


Kampen

Zijn persoonlijke geschiedenis in het kort: na een leerperiode bij de École des Sables van Germaine Acogny, vormden zes dansers en een slagwerker een dansgroep in Saint-Louis. Diagne was als middelbare scholier niet weg te slaan bij hun repetities maar werd steeds afgewezen als hij vroeg of hij mee mocht doen. De aanhouder wint: uiteindelijk werd hij toch toegelaten tot de groep. In 2006 deed hij zijn eerste solo en werkte hij ook aan duo’s en in 2007 werd het idee voor een kunstenfestival in Saint-Louis geboren. Samen met zijn partner Maaike Cotterink zette hij het festival op. Het accent kwam vooral op dans te liggen en uiteindelijk is dat het huidige moderne dansfestival geworden. De band met Nederland is altijd sterk geweest: een paar jaar lang was er bijvoorbeeld een vaste uitwisseling gaande met Korzo, waarbij over en weer dansers en choreografen actief waren.


Hoe zou je het festival willen karakteriseren?

‘Waar het me om te doen is, is dat het festival functioneert als een centrum van permanente uitwisseling: het gaat niet alleen maar om de voorstellingen, maar net zo goed om alles wat er omheen gebeurt. En dat blijkt zo te werken: tot dusver worden er bijna uit elke editie van het festival nieuwe projecten en samenwerkingen geboren.’


Hoe ben je erin geslaagd om uitgerekend een internationaal festival voor moderne dans wortel te laten schieten in de plaatselijke gemeenschap?

‘Juist de mengeling van internationaal en lokaal is waar ik naar streef. Ik heb altijd een internationale coördinator aangesteld voor het festival dat dan verder wordt gedragen door lokale krachten, zowel artistiek als praktisch. Mijn vrouw heeft in de beginjaren de professionele organisatie van het festival in goede banen geleid en uiteindelijk de organisatorische leiding ervan kunnen overdragen aan extern aangetrokken professionals. In het begin is het voorgekomen dat sommige van mijn familieleden de maaltijden bereidden voor de deelnemers en weer andere de affiches verzorgden. Dit jaar had de coördinator de zorg over 58 vrijwilligers die zich gemeld hadden, waardoor ik me helemaal op de artistieke kant kon concentreren. Zo kon het dit jaar gebeuren dat een van de vrijwilligers aan de poort mijn identiteitsbewijs vroeg toen ik binnen wilde geraken.’


Hoe komt je programma tot stand? Waarop zijn je artistieke keuzes gebaseerd?
‘Allereerst moet het project me raken, en ik moet zin hebben om het project te delen met het publiek in Saint-Louis. Het gaat niet om een ‘markt’ te verzadigen, zoals zo vaak bij festivalprogrammering, maar het gaat erom of de voorstelling het publiek in deze stad interesseren kan of intrigeren. Daarnaast vind ik het mijn taak om een plek te bieden aan makers die die plek (nog) niet hebben. Het komt zelfs voor dat ik een voorstelling programmeer die ik eigenlijk niet goed genoeg vind. Ik nodig de makers dan een week vóór het festival uit om in Saint-Louis te komen werken en daarbij begeleid te worden.’


Dus eigenlijk heb je ook voor een deel de taak van productiehuis zoals we dat in Nederland kennen, bijvoorbeeld bij Korzo in Den Haag, waar jijzelf ook ervaring hebt opgedaan. In de West-Afrikaanse regio zijn er niet veel vergelijkbare mogelijkheden.

‘Nee. In Dakar heb je Kaay Fecc- Venez Danser, in Mali Danse Bamako Danse, maar die hebben te kampen met grote moeilijkheden; veel verder weg in Zuid-Afrika had je Dance Umbrella, maar daar hoor je ook niet meer van. Er zijn wel danscentra in Burkina Faso en Benin bijvoorbeeld, maar geen permanent festival voor moderne dans, volgens mij zijn wij het enige nog overgebleven festival.’


Duo Solo, is dat geen rigoureuze beperking voor het programma van het festival?

‘De middelen zijn beperkt. We ontvangen enige ondersteuning van verschillende partners, zoals bijvoorbeeld de Nederlandse ambassade en het plaatselijke Institut Français, op ons affiche kun je ze allemaal vinden. En het lukt ons wel een groter gezelschap te engageren voor de voorstelling waarmee we het festival openen en die waarmee we feestelijk afsluiten. Overigens heeft de keuze voor duo-solo ook te maken met de afwezigheid van zowel opleidingscentra als een infrastructuur voor moderne dans in de regio. Als een danser ervaring opgedaan heeft in een project of voorstelling (zoals ikzelf), is een solo vaak de enige mogelijkheid om door te ontwikkelen, want dan kun je iets voor jezelf organiseren.

In die context heb ik nu vergevorderde plannen om een nieuw centrum te lanceren in een andere buurt van Saint-Louis, op het oude woonerf van mijn grootmoeder. Een soort Senegalees-Nederlands cultureel centrum dat gasten kan ontvangen voor een residency en van waaruit Afrikaanse kunstenaars een residency in Nederland kunnen doen. Cultureel ondernemers kunnen daar terecht, maar ook workshops voor de jeugd kunnen er plaatsvinden, optredens voorbereid en getoond, kortom: een plek waar de bewoners direct in contact kunnen komen met de kunsten en talenten die de kans krijgen zich te ontplooien.’


Wat zijn je dromen voor de toekomst van Duosolodanse?

‘Het festival heeft nu al een magneetwerking: van over het hele continent krijg ik aanbiedingen, en zelfs van buiten Afrika beginnen ze te komen. Veel jonge dansers en choreografen blijken van het festival gehoord te hebben en hebben de ambitie om er op te treden. Vooralsnog ben ik vooral bezig meerdere podia te creëren in Saint-Louis en dan niet alleen in het centrum en het Institut Français, maar ook in andere wijken. Voor 2025 wil ik drie podia realiseren, zodat ik ook een programma overdag kan aanbieden en zelfs een podium voor dansfilms kan opzetten. Het moeten dan geen passieve podia zijn maar actieve centra waar getalenteerden van alle lagen en leeftijden bijeen kunnen komen en zich kunnen laten inspireren om dingen uit te proberen. Daarnaast wil ik graag dat moderne dans zich veel vaker manifesteert: buiten deze drie podia wil ik ook flash mobs op touw zetten in verschillende delen van de stad, en blijven we de ataya organiseren: uitwisselingen rondom een traditioneel kopje thee. Wat ik daarnaast aan de gang wil houden, is dat de uitwisseling permanent kan worden tussen mijn twee culturele praktijken: de Senegalese en de Nederlandse.’

Vanuit de Nederlandse delegatie is er veel belangstelling voor een dergelijke uitwisseling: via Theater Bellevue, residencies by SHIFT en het lectoraat van de AHK kunnen mogelijkheden geschapen worden om ook Senegalese kunstenaars met collega’s in Nederland te laten samenwerken, zoals Jasper van Luijk al had gehoopt.

Foto Tamara Keasberry

Dossiers

Theaterkrant Magazine september 2024