Een onbekend virus confronteerde ons de afgelopen twee jaar en masse met onze eindigheid. Tijdens de lockdowns dacht ik daardoor vaak terug aan de meest prangende voorstelling die ik ooit zag: De rechtszaak tegen de Dood uit 2017 van Eva Knibbe en Bart van de Woestijne. De Dood werd aangeklaagd want ‘Eenieder heeft recht op leven’, staat immers geschreven in de Europese grondwet. Dus zo’n vier uur lang stond de Dood terecht in het Paleis van Justitie in Amsterdam. Er waren getuigen, deskundigen, straffe advocaten en nadien was er een vonnis. Alleen de Dood was fysiek afwezig, of misschien hadden we het mis.
Meestal werd de Dood als een ‘hij’ voorgesteld. ‘Maar’, benadrukte verdediger Eugene Sutorius, ‘We hebben er geen woorden voor, onze taal zit in de weg.’ Geen acteurs, maar mensen zonder script probeerden de gevoelens, die de Dood teweegbracht, toch om te zetten in woorden. Het resulteerde in vele emotionele getuigenissen die het publiek deden snikken. Een was van een vrouw die haar kleine nichtje verloor. Ze schudde haar betraande hoofd van ongeloof toen ze haar brief voordroeg. ‘Een heel leven had ze nog voor zich. Had mij genomen.’ Alsof we aanschouwers waren van een Griekse tragedie verstilde haar Waarom? Waarom? de zaal.
Maar er waren ook getuigen die juist ‘blij’ waren met de verdachte. Zo pleitte een alpinist voor de Dood, juist omdat hij zo van het leven hield. Door te dansen met de Dood, zei hij, leefde hij bewuster, in dat zogenaamde hier en nu. De een vond dat de Dood een taakstraf moest krijgen en stage moest lopen op de oncologie. De ander ging voor vrijspraak, want het besef van eindigheid werkte verlichtend. Psychiater Damiaan Denys trad op als deskundige en zei dat de angst voor de Dood het grootste deel van zijn patiënten trof. ‘Er zijn nu eenmaal zaken waar we geen controle over hebben. Loslaten,’ was zijn advies. Misschien makkelijker gezegd, dan gedaan. Dat werd duidelijk toen een jonge vrouw getuigde dat die angst haar leven beheerste. Bij elk telefoontje sloeg de schrik haar om het hart: het zal toch niet dat…
De rechtbank bleek een uitstekende plek waar rouw- en onderbuikgevoelens en publique konden worden gedeeld – iets dat troost gaf. ‘Een therapeutische sessie’, vatte de voorzitter de zitting samen. Wat als COVID-19 in de beklaagdenbank zou zitten (of staan)? Dan zouden we het gekaderd kunnen hebben over de schade die men heeft opgelopen. Over sluitingen van cafés en dus van vriendschappen. Over de culturele sector die leek te bestaan in de vorm van Sanne Wallis de Vries en Cornald Maas. Over het te snel verouderen van geliefden. Of weer over de kunstenaar die niet op waarde wordt geschat. Maar we zouden het dan ook kunnen hebben over de voordelen die dit virus gaf. Aan onze planeet bijvoorbeeld: minder files, minder fijnstof, meer bewustzijn, meer daden?
Ik las dat Bart van de Woestijne spreker is binnen Het jaar van Rouw dat theatermaker Marte Boneschansker en zakelijk leider Koosje Laan hebben uitgeroepen. Daarin gaan ze samen met publiek en kunstenaars fysiek op zoek naar troost, waarin (omgaan met) loslaten centraal staat. Misschien Bart, hierbij een idee, of een verzoek, om een vervolg te doen. Grote kans dat de rechtszaak tegen COVID-19 net zo helend en uitverkocht zal zijn als vijf jaar geleden. Mijn ticket is alvast geboekt.