Karst Woudstra overleed op 29 augustus 2023 twee maanden na het aanhoren van zijn doodvonnis. Zo noemde hij zelf – op de hem kenmerkende onomwonden wijze – de fatale uitslag van een medisch onderzoek. Ik kan me zo voorstellen dat hij er Maria Stuart van Shakespeare of Schiller bij gepakt heeft om zich op de dood voor te bereiden. Dat deed hij moedig en berustend.

Karst leerde ik rond 1980 kennen toen hij mijn docent-begeleider werd bij een project rond de achttiende-eeuwse toneelschrijver Marivaux. Hij werd ons aangeraden door Gerardjan Rijnders, die hem kende als dramaturg. We zochten iemand die ons kon leren hoe klassiek repertoire te vertalen naar onze tijd. De regieafdeling van de Theaterschool bevond zich op dat moment in een zeer politieke fase waarin het regisseren van alle stukken van vóór Bertold Brecht met argusogen werd bekeken. Sterker nog, er moest nieuw politiek vormingstheater worden gemaakt voor nieuwe doelgroepen naar voorbeeld van toneelwerkgroep Proloog en Sater. Toch hadden twee klasgenoten en ik de leiding weten te overtuigen dat we juist met deze zogenoemde laboratoriumstukken van Marivaux een maatschappelijk statement konden maken. Karst nam het politieke voor lief en leerde me De Kolonie– het stuk dat ik had gekozen – te doorgronden door het leven van Marivaux te bestuderen en hem in zijn tijd te plaatsen. En vooral: het stuk naar mezelf toe te trekken door zelfanalyse. Hij bracht me in aanraking met de ideeën van Freud, het oedipuscomplex, het onderbewustzijn, om zodoende achter de drijfveren van de personages te komen. Ik was opgevoed met de theorie van de klassenstrijd, en de combinatie van beide ideeënwerelden – Freud en Marx – bleek een opbaring voor me. Volledig toepasbaar op mijn afstudeervoorstelling van Reigen van Arthur Schnitzler, waarbij Karst opnieuw mijn begeleider was. Ik herinner me zijn bescheiden aanwezigheid af en toe bij repetities, steeds vaker tijdens doorlopen. En vooral hoe gul hij was in het laten blijken dat hij het mooi vond. Dat je op de goede weg zat.

De Vorstenlikker van Lars Norén in de regie van Franz Marijnen bij het RO Theater was het eerste stuk dat ik zag waarbij Karst als vertaler en dramaturg betrokken was. Hij had zelfs een figurantenrolletje, ik zie hem nog liggen op het slagveld in ouderwets uniform. Karst had de toen nog onbekende Zweedse schrijver leren kennen in een psychiatrische inrichting, waar Karst werkzaam was en waar Norén verbleef wegens schizofrenie. De succesvolle Nederlandse uitvoering van dit in Zweden verguisde stuk bleek de doorbraak in Noréns schrijverschap. Hij kreeg weer moed om voor toneel te schrijven. Karst bleef de schakel tussen hem en het Nederlandse toneel en werd zijn vaste vertaler. Hij ontsloot een stroom aan meesterlijke toneelstukken van Norén, waaraan hij regisseurs en gezelschappen wist te koppelen. De moed om te doden en Demonen, die ikzelf regisseerde bij Fact, Een vreselijk geluk door Gerardjan Rijnders bij Globe, De nacht de moeder van de dag in de regie van Karst zelf bij Het Publiekstheater, met een onvergetelijke Pierre Bokma, die aan het eind van het stuk een trap afdaalt terwijl hij Night and Day zingt.

Toets de naam van Karst Woudstra in bij de Theaterencyclopedie en zie de verbijsterende hoeveelheid producties waarbij hij betrokken is geweest als regisseur, als schrijver, als vertaler, als dramaturg, als docent. Maar liefst 38  toneelstukken en libretto’s schreef hij, waarvan de meeste werden uitgevoerd. Bijvoorbeeld zijn debuut Hofscènes in de regie van Gerardjan Rijnders bij Globe of Een Hond begraven en Een zwarte Pool door Albert Lubbers. Ook vaak door hemzelf geregisseerd, zoals De linkerhand van Meyerhold bij De Toneelschuur in 1989. Een voorstelling die voor mij persoonlijk de definitieve breuk betekende met mijn geloof in het Sovjetsysteem, waarin een straf als het afhakken van handen kon plaatsvinden. De hand van de onschuldige theatermaker Meyerhold, die nota bene ooit de revolutie een warm hart had toegedragen. Ik was verpletterd, er was een vóór en ná het zien van deze voorstelling. Het compromisloze streven van Karst als schrijver en als regisseur was – en dat deelde hij met Lars Norén – dat de toeschouwer na het zien van zijn voorstelling zou besluiten om zijn leven te veranderen.

Karst deed geen concessies aan zijn publiek, toneel moest schuren en ongemakkelijk zijn. De meest radicale uiting daarvan was zijn enscenering van Berenice van Racine bij het Publiekstheater. De acteurs droegen zwarte kostuums tegen een zwart decor – ontworpen door Carlo Diappi, van de Scala in Milaan – met een zeer schaarse belichting. Als toeschouwer werd je gedwongen uiterst geconcentreerd te kijken en vooral te luisteren naar de tekst. Af en toe glinsterde er een detail van een kledingstuk op. Het werd Karst niet door iedereen in dank afgenomen, maar het was van een betoverende schoonheid.

Tien jaar geleden dacht ik Karst met al zijn kennis en ervaring een dienst te kunnen bewijzen door hem in te zetten bij werk buiten het toneel. Het plan was met een team van managers onder zijn leiding toneelstukken over macht te lezen en te analyseren. Ik zag de scherpe wijze waarop hij machtsstructuren zou blootleggen al voor me. King Lear bijvoorbeeld of Hendrik de Achtste. Maar hij weigerde er ook maar een seconde over na te denken. Karst was – en dat besefte ik toen weer terdege – een compromisloze kunstenaar, die zijn kennis nooit te grabbel zou gooien in dienst van iets dat hij verafschuwde. Hij legde me toen uit dat hij niets meer hoefde van zichzelf, hij had het hoogst haalbare al bereikt door de enscenering van zijn stuk De Worgengel door Thomas Ostermeier, artistiek leider van de Berlijnse Schaubühne. Het gezelschap waar hij me lang geleden mee naartoe nam om me te laten kennismaken met het allerbeste toneel. We zagen De drie zusters van Tsjechov, de afscheidsregie van Peter Stein, met het onvergetelijke toneelbeeld met echte berkenbomen van Karl-Ernst Herrmann, Triomf der liefde van Marivaux door Luc Bondy, waarvan ik me dreun nóg kan herinneren waarmee de twee helften van een metershoge heg zich sloten, tegen een witte bruidsjurk aan, die er de hele avond had gehangen. Niks triomf der liefde.

Op die gewijde grond van de Schaubühne am Lehniner Platz speelde jaren later De Worgengel geschreven door Karst Woudstra. Omdat zijn dood een aangekondigde dood was heeft hij nog zelf een plek voor zijn graf uit kunnen kiezen op Zorgvlied. Vlakbij Herman Heijermans. Daar te liggen vond hij een fijne gedachte.

fotograaf onbekend

Teuntje Klinkenberg (Amsterdam, 1954) regisseerde talrijke toneelstukken uit het wereldrepertoire o.a. bij Fact, Globe, Noord Nederlands Toneel en het Publiekstheater, schreef de roman De methode Coué en is werkzaam als coach.

Dossiers

Theaterkrant Magazine januari 2024