Kijken door een inclusieve bril en snappen welke gevoeligheden er bestaan in het theater leer je niet zomaar als je dat een leven lang niet hebt hoeven doen. Al eerder startten Nan van Houte en Neske Beks een briefwisseling over hun ervaringen; in deze nieuwe serie komen witte stemmen aan het woord over hun beleving van en gedachten over een inclusiever theaterveld. In deze editie: Carly Everaert en Selm Wenselaers.

Hoop op een helend gesprek 

Lieve Selm,

In de pauze van de première van Trojan Wars, in de niet gender-neutrale wc’s van de Koninklijke Schouwburg, stelt iemand uit het veld me voor aan haar plus-one als de kostuumontwerper van deze voorstelling. De vrouw barst meteen los en vraagt me waarom alle mannen in jurken lopen en of ik daar een gedachte bij had en of ik haar wilde laten voelen dat iedereen gelijk is?  Dit klinkt misschien als geïnteresseerd informeren, maar ze leek vooral boos en in de war. 

Ik moest denken aan wat Olave Nduwanje bij haar inleiding op jouw video-essay voor het Studium Generale in Gent uitlegt over zorgzaamheid en hoe je bij ongemakkelijke inzichten nieuwsgierig kan blijven naar je eigen ongemak.

Ik legde de vrouw in de wc uit dat het net als de grote Red en White party’s in de Arena een Pink party was en dat het deze Griekse personages als jonge mannen een goede grap leek om in jurkjes naar dat feest te gaan. Dat ze daarmee ook het Trojaanse volk proberen te kleineren, omdat in mijn ontwerp de Trojanen een rok-dragend volk zijn. Geen idee of het haar hielp om haar verwarring meer in perspectief te plaatsen en om zich – in de woorden van Olave – af te vragen: wat verandert het (ongemakkelijke) inzicht aan jezelf en je wereldbeeld en waarom doet het pijn als dat in gevaar lijkt te zijn? 

Wat ik haar niet vertelde is dat de complexiteit van de geschiedenis achter een beeld van mannen in jurk bewust door mij is ingezet. Dat het hier achteloos wordt gedaan door die jongens. Dat het bij vormen van homofobie en misogynie hoort, dat soort achteloosheid. Dat er tot diep in de 20ste eeuw in de Verenigde Staten wetten waren, die crossdressing verboden. Dat genderfluïde mensen op straat in hun gezicht worden gespuugd. Zoals een student op de ATD die in transitie is mij deze week nog vertelde. Dat de prijs die veel mensen betalen voor hun geleefde lichamelijke ervaring nog steeds erg hoog is. Op hetzelfde moment stapt de vrouwelijke partner van een van de acteurs in jurk de wc binnen en roept vrolijk tegen mij: ‘Wat ziet ie er sexy uit in jurk.’

In een van de recensies van de voorstelling Trojan Wars stond de volgende zin over mijn kostuumontwerp: …zelden heb ik op het toneel een dergelijke explosie aan onbeteugelde creativiteit gezien. Deze zin houdt me bezig. Jij en ik hebben de laatste tijd een paar keer gesproken over manieren van maken. Ik stuurde je een dia uit een lezing van Dr. Rachel Hahn over een andere taal die je zou kunnen gebruiken wanneer het over maakprocessen gaat. Het was een schematische afbeelding waarbij de woorden pre-production – production – post-production vervangen werden door de woorden co-creation – celebration – contribution.

De lezing, of eigenlijk meer een gesprek over ‘decolonizing scenography’, luisterde ik als voorbereiding op een lezing die ik zelf gaf bij het tweedaagse symposium Critical theory, scenography and costumedesign aan de University of Bournemouth.  Mijn lezing had als titel Creating spaces for other(ed) bodies en ik ging daarin op zoek naar het veelvoud aan strategieën die er voor handen zijn om het Hoe en Wat we scheppen te veranderen en daarmee ruimte te creëren voor die ‘other(ed)’ lichamen.

Ik kwam in mijn research meerdere uitspraken tegen die ik zeer inspirerend vond, zoals ‘design is a political act, let’s use it to reshape the world’, van Rosie Elnile, of ‘casting is political’, volgens Sara Reimers in haar proefschrift Casting and the construction of femininity in contemporary stagings of Shakespeare’s plays. Ze geeft allerlei definities voor de verschillende vormen van casting zoals crossgender casting, colour blind casting, single gender casting, colour conscience casting of non-traditional casting – én wat die verschillende vormen beogen. 

Ik realiseerde me dat de allereerste voorstelling waar ik ooit de kostuums voor ontwierp El Escorial was, in de Toneelschuur (1987), waarbij Chrisje Comvalius (Zwart en vrouw) de koning speelde. Ook deed ik een single gender gecaste versie van Tramlijn Begeerte in een regie van Matin van Veldhuizen waarbij Cas Enklaar (wit en man) Blanche speelde. Ik werk voornamelijk met vrouwelijke regisseurs die crossgender en kleurenblind casten inzetten om op een speelse manier allerlei ingesleten gedachtes over wie wat mag zeggen te kunnen bevragen. Het zegt eigenlijk al genoeg dat dat non-traditional casting heet.

De reden waarom ik die zin uit de recensie aanhaalde is dat ik me afvraag wat er eigenlijk nodig is voor onbeteugelde creativiteit. Welke condities daarvoor nodig zijn.

In de introductie van Mitchell Esajas, bij Spui 25 over de Toolkit voor het dekoloniseren van de universiteit, was een belangrijke observatie hoe het minder welkom zijn (van mensen van kleur of andere gemarginaliseerde groepen) het moeilijker maakt om op je best te kunnen presteren. Iedereen die niet bij de heersende norm hoort of zich niet gerepresenteerd ziet, weet hoe moeilijk het is om de ‘norm’ zich bewust te laten worden van de uitsluiting die ze creëert. Als dat bewustzijn ontbreekt, wordt jouw ervaring onzichtbaar gemaakt en er is ook nog de verwachting dat je pas echt succesvol kunt worden wanneer je je kunt aanpassen aan die heersende norm. 

Zo zag ik een Facebook-post van Gable Roelofsen over de prijsuitreiking van de genderneutrale Gouden Kalveren.  Dat daar niets neutraals aan is. Want wanneer je je niet genoeg bewust bent van de onderliggende structurele problemen gaan natuurlijk bijna alleen maar mannen met de prijs naar huis. Het woord ‘neutraal’ is hier typerend. Neutraal wekt weer de schijn van objectiviteit, wat zoveel voorkomt in het westerse denken. Ik zou denken dat ‘gendervrij’ een beter woord zou zijn, of voorlopig beter nog: ‘gender-bevrijd’.

De ongebreidelde creativiteit in dit ontwerp van een oudere Queer persoon als ik, ontstaat dankzij zo’n diverse, inclusieve cast als bij de Trojan Wars.  Dit zou voor mij een vaste in plaats van een incidentele conditie mogen worden. 

Terwijl ik dit schrijf krijg ik een appje binnen van één van de studenten die meedeed aan de Queer werkplaats die Trojan Wars-regisseur Noël Fischer en ik gaven aan de Theaterschool Maastricht.  Ze spreekt haar zorg uit over de reactie van haar school op de lezing die Gable Roelofsen onlangs gaf over de Need for Legacy. Ze was geschrokken van de slechte vragen die er werden gesteld. Zo dat ze daardoor zelf verstarde.

Via messenger stuur ik Gable een berichtje om mezelf voor te stellen en nodig ik hem uit om een kopje koffie te gaan drinken en onze ervaring te delen over hoe de heersende norm ook in het theateronderwijs zichzelf progressief waant. Hij antwoordt dat hij wit huiswerk had aangeraden.
Ook zegt hij dat hij me kent en 15 jaar geleden in mijn kostuums heeft rondgelopen. Ik herinner me dat niet. Onze telegramstijl berichtjes gaan vervolgens zo verder:
C: Hè, wanneer Gable? In welk stuk? Wat stom van mij. Echt? Fijn, bel me als je tijd hebt.
G: De kortste eeuw! 2006
Ik ben nu in Vlaanderen bel je als ik terug ben
C: Oh dat was zo’n traumatisch seksistische ervaring voor mij. Ik heb die voorstelling geblokt…: )
Helemaal goed dank
G: Ik ook geblokt
Trauma
C: Oh echt. Nog meer reden om te praten.

Ik hoop op een helend gesprek tussen twee mensen, die zich inmiddels niet meer aanpassen aan de heersende norm maar plekken kiezen of creëren waar ónze creativiteit en die van anderen ten volste tot bloei kunnen komen. Waarbij we onderweg de moeite nemen om daar waar mensen zich onzichtbaar voelen, hun te laten zien dat ze daarin niet alleen staan én om ze luid en duidelijk aanwezig te durven laten zijn.

Laten we zorgzaam nieuwsgierig blijven naar ons eigen ongemak. 

Lieve groet, Carly

P.S. ondertussen ben ik gevraagd om de docenten aan de Toneelacademie Maastricht kennis bij te brengen over gender. Dat heb ik inmiddels gedaan en is er door alle, ook persoonlijke, informatie die ik rond het thema heb gedeeld openheid en nieuwsgierigheid ontstaan hoe ruimte te geven aan de ‘ander’.

Zacht meebewegen

Lieve Carly,

Wat heb ik genoten van je ontwerpen in Trojan Wars van HNT!  Ik ben het volmondig met Marijn Lems eens wanneer hij in Theaterkrant schrijft dat je kostuums een ‘overweldigende ideeënwereld suggereren’ en dat die in schril contrast staan met ‘de dodelijk saaie rollenpatronen’. Ook dat ‘het script niet kan tippen aan het potentieel dat haar visueel ontwerp in zich draagt’. 

Ik ging in Rotterdam kijken, samen met jou. De voorstelling denderde vijf uur lang over me heen en naderhand voelde ik me zwaar overprikkeld en behoorlijk in de war. Wat had ik gezien, wat had ik niet gezien? Het was zonder meer een feest qua beeld, spel en bij vlagen ook qua tekst, maar ik werd ongemakkelijk bij het zien van zoveel stereotyperingen die zonder veel commentaar gereproduceerd werden. In de blik van de schrijver zitten vrouwen gevangen in ondergeschikte rollen, worden ze voortdurend belaagd, bepoteld en beschaamd door hun antipode, De Man. Kan een voorstelling zich wel bedienen van queer culture, enkel in vorm maar niet in inhoud? Of moet ik begrijpen dat in een allesverslindende oorlog gendergelijkheid en -diversiteit even naar het achterplan verschuiven? Ik twijfel, ook aan mezelf. Kan ik nog wel voorbij mijn eigen, gegenderde blik kijken? 

Met de aanstaande teloorgang van de wereld moeten we het nu niet hebben over gendervrije toiletten. Nu even niet. Dat zei een oude schoolvriend laatst tegen me. Het lijkt sterk op het narratief dat steeds verder aanzwelt: minderheden moeten pas op de plaats maken want er zijn nu ‘echte problemen’. Echter, veel van die problemen zijn nauw met elkaar verweven en vinden vaak hun oorsprong in ongelijkheid. Het is een vele malen complexere realiteit dan een Griekse mythe kan (her)vertellen.

Welke wereld gaat hier teloor? Of beter: welk wereldbeeld? 

Buigen of barsten. Dat geldt ook voor wereldbeelden. Het fascineert me hoe een wereldbeeld vaak vroeg in het leven van een mens gevormd wordt en zich maar moeilijk met de tijd laat meebuigen. Voor literair productiehuis Wintertuin interview ik debuterende schrijvers, in veelvoud vrouwen. Het valt me op dat veel van deze jonge auteurs kiezen voor biografisch gedreven verhalen, zonder daarbij aanspraak te maken op De Wereld: ze beperken zich tot het perspectief dat ze kennen en wagen zich niet aan een verhaal dat buiten hun ervaring ligt. Vanuit de eigen ervaring worden grotere, systemische problemen en dynamieken ontward die hun leven ontregelen. Het persoonlijke is (weer) politiek. Als ze al proberen om de wereld in een beeld te vatten, dan tonen ze die in al zijn complexheid als een patchwork, een veelheid die bij elkaar gebracht wordt als een Tumblr-pagina. In de meerstemmigheid lijkt de auteur te verdwijnen. Deze generatie is opgegroeid met internet, een onuitputtelijke bron en middelpuntvliedende kracht.

Mark Elchardus, socioloog en ooit huisideoloog van de Vlaamse sociaal-democraten, is het niet verleerd om wel aanspraak te maken. In zijn recent verschenen boek, Reset, wil hij ons de weg wijzen naar een vreedzame wereld. Dat is voor hem een terugweg, een terugkeer naar een wereld van kort na de Tweede Wereldoorlog, in West-Europa. De wereld waarin hij opgroeide. Er was toen grote vooruitgang met ‘toenemende gelijkheid, stijgende productiviteit, expansie van het onderwijs en fundamentele wetenschappelijke en technologische doorbraken’. Volgens Mark ging het goed, tot de jaren zeventig het verval werd ingeluid door een verlies aan gemeenschapszin. Dekolonisatie, klimaat en emancipatie blijven voor het gemak buiten beeld. ‘Woke staat de opbouw van een gemeenschap in de weg’, laat hij zich ontvallen in een interview met weekblad Bruzz. Dat hij elke ochtend een wandeling maakt in het Brusselse Josaphatpark is het meest persoonlijke dat we over hem te weten komen.

Ik ken de wereld van Mark, want in de jaren negentig kreeg ik hetzelfde vooruitgangsgeloof en maakbaarheidsideaal naar binnen gelepeld dat mij (en mijn schoolvriend) niet voorbereidde op de huidige, veelledige wereld. Nee, de geschiedenis liep uiteindelijk niet ten einde en het werd geen jamboree. Ik heb doorgestudeerd om te leren waar we vandaan komen en welke weg we hebben afgelegd, vanuit een wit, eurocentrisch perspectief, alleen deden we toen alsof dat niet zo was. Ik blijf mezelf erop betrappen dat mijn denken zo sterk gevormd is en dat ook mijn wereldbeeld weerbarstiger is dan ik zou willen.

Als conservator bij Museum Arnhem maakte ik vorig jaar een tentoonstelling over de Molukse vrijheidsstrijder Martha Christina Tiahahu en de Nederlandse admiraal Maurits Ver Huell, ‘Oost en West ontmoeten elkaar … niet’. De ‘niet’ in de titel kwam er door mijn waakzame collega Mirjam Westen. Een ontmoeting vindt enkel plaats tussen gelijkwaardige partijen en dat zijn kolonisator en gekoloniseerde uiteraard niet. Daarbij kon ik Martha Christina geen eigen stem geven, want wat ik van haar te weten kwam, las ik in de notities die Ver Huell over haar had gemaakt. We volgden zijn blik en keken door zijn ogen. Ook haar afbeelding was van zijn hand: twee tekeningen van een geboeide vrouw, gevangen genomen tijdens een neergeslagen opstand/onafhankelijkheidsoorlog. Een intervisiegroep haalde nog een hele hoop koloniale verwoordingen uit mijn museumteksten. Zo werd ik er onder andere op gewezen dat ik  het woord ‘rebel’ gebruikte in plaats van ‘vrijheidsstrijder’.

Ik leerde doorheen het maakproces hoe complex het is om een narratief open te breken en meerdere perspectieven in te brengen. Dat deed ik vanuit de positie van conservator en dat is net de crux: deze verhalen verdragen geen Mark, geen alwetende verteller. Het was dan ook geen co-creation, celebration, contribution zoals jij voorstelt, Carly. Daar heb ik spijt van, want een intensieve samenwerking met Molukse historici en Arnhemmers had de tentoonstelling veel interessanter en relevanter gemaakt. De vraag is of dat wel mogelijk is binnen de muren van een museum. De architectuur en organisatievorm is er niet op toegelegd en ook het idee is onderhevig aan de tijd. ICOM, de wereldwijde koepel van musea, slaagt er al jaren niet meer in om een sluitende defintie te formuleren voor ‘museum’.  

Wat is mijn beeld van de wereld? Ik geloof niet dat de wereld er per se ingewikkelder op is geworden; er zijn wel steeds meer narratieven en perspectieven die naar buiten komen en die uitnodigen om na te denken en zacht mee te bewegen. Terugkeren of blijven stilstaan en treuren om dat wat was, vind ik geen optie. 

Carly, laat ons steeds blijven kijken waar we zijn en in welke tijd we leven.

Liefs

Selm

 

beeld Kwame Kwanzaa

Lieve Inclusieve is een initiatief van Neske Beks en Nan van Houte. In zeven afleveringen uitten de briefschrijvers zich over hun persoonlijke ervaringen in en met een kunstwereld waarin de witte blik dominant is en de wil of het vermogen dat te erkennen veelal ontbreekt. Neske Beks & Nan van Houte, Ira Kip & Samira Bergtop, Ernestine Comvalius & Simone Zeefuik schreven voor Theaterkrant Magazine; Shishani Vranckx & Nyiragashiwa Hens, Seckou Ouologuem & Sabrine Ingabire, Junior Mthombeni & Patricia Kaersenhout, Gable Roelofsen & Nancy Jouwe wisselden hun brieven uit in Rekto:Verso. Voor deze nieuwe serie besloten de initiatiefnemers vooral witte stemmen aan het woord te laten over hun ervaringen met en gedachten over een inclusiever theaterveld.

Dossiers

Theaterkrant Magazine januari 2022