Vanwege de campy beelden en de manier waarop Florentina Holzinger, vaak samen met Vincent Riebeek, genderrollen problematiseert zou je haar werk onder de queer culture kunnen scharen, maar het is eerder een veruiterlijking van de strijd om identiteit, waarin ze bestaande, verstikkende ideeën over moraal, seksualiteit, gender en representatie uitdaagt.

We should look beyond the first layer of hilarity, to the dark and desperate sea beyond.’ Dit zei Martijn de Rijk op 1 mei in zijn toespraak ter gelegenheid van het genderthemaprogramma Mr. Mrs. Mx. in het Amsterdamse Theater Frascati (zie pagina 44 van dit nummer). Volgens De Rijk is zoektocht naar identiteit is niet vrijblijvend; in een wereld waarin veel onzekerheid heerst, vormt het ik het laatste echte houvast. Als ook categorieën als gender gaan schuiven, waarvan zijn we dan nog wel zeker?

Polariserend

De Rijk stelde hierbij een kwestie centraal die vaak ter sprake komt in relatie tot het werk van de Oostenrijkse performer en choreografe Florentina Holzinger (Wenen, 1986). In drie samenwerkingsprojecten met mede-SNDO-alumnus Vincent Riebeek en twee soloprojecten bouwde ze de afgelopen jaren aan een oeuvre waarin identiteit, transformatie en representatie centraal staan. De artistieke strategieën die ze hierin hanteert roepen zowel weerstand als bewondering op; de positie die het amateuristische, het abjecte en het banale innemen in haar werk heeft een polariserende uitwerking op het publiek.

In Kein Applaus für Scheiße (2010), haar eerste samenwerking met Riebeek, worden de gedeelde fascinaties al meteen duidelijk. Met een collage van popsongs, circusacts, seks, soapdialogen en ongemakkelijk naakt geworstel trekken de makers het publiek hun wereld in. De onhandigheid waarmee Holzinger en Riebeek bijna alles inzetten doet in de eerste plaats denken aan de manier waarop YouTube-gebruikers hun kunsten aan de wereld tonen. Ondanks de excessen die op de vloer plaatsvinden, zoals een scène waarin Riebeek zijn in extase verkerende tegenspeler met een blauwe vloeistof onderkotst, heeft de voorstelling vanwege het gebrek aan virtuositeit een democratiserende uitwerking. Nog meer dan ander werk dat populaire cultuur centraal stelt, slecht Kein Applaus für Scheiße de barrière tussen kunst en kitsch en tussen kunstenaars en niet-kunstenaars. Vanwege de nieuwe mogelijkheden die het Web 2.0 biedt kan iedereen publiek vinden voor een artistieke creatie en is de halve wereld bezig met het vormgeven van de eigen identiteit in de publieke ruimte.

Spirit (2012) was een poging om de macht van de kunstenaar nog verder af te zwakken en een ervaring te creëren die een spiritueel samenzijn met het publiek in de hand zou werken. Op basis van tarotkaarten bepalen Holzinger en Riebeek de dramaturgie en choreografie van de voorstelling. Hierdoor werd Spirit de meest veranderlijke en onvoorspelbare creatie van het drieluik. De focus op populaire cultuur van Kein Applaus für Scheiße en het hoofdthema van spirituele zelfverbetering in Wellness kruisen elkaar hier – bezwerende hergeboorterituelen staan naast een lange scène uit de film Precious. De keuze voor deze laatste inspiratiebron is interessant omdat regisseur Lee Daniels in zijn film ook het groteske naast het reële laat bestaan; in het verhaal over een seksueel misbruikte tiener die aan haar monsterlijke moeder moet ontsnappen gooit hij allerlei stijlen door elkaar en schuwt ook politieke incorrectheid niet in de manier waarop hij zijn zwarte en blanke personages portretteert. Het is niet moeilijk om te begrijpen waarom deze compromisloze aanpak bij Holzinger en Riebeek in goede aarde viel – over de de positie van de moraal in hun werk later meer.

Zelfverheerlijkingsrituelen

Voor Wellness (2013) werkten Holzinger en Riebeek met een grotere cast, onder wie hun voormalige SNDO-begeleider Renée Copraij. In de positie van goeroe oefent zij in de voorstelling macht uit over de rest van de performers, die zich aan haar strakke eisen en zelfverheerlijkingsrituelen onderwerpen om tot de ultieme versie van zichzelf te komen. Het is persoonlijke transformatie en celebrity-verering ineen, een mooie samensmelting van de thema’s die al in de eerdere delen van de trilogie naar voren kwamen. Het lichaam valt in Wellness bijna samen met individuele identiteit; fysieke zelfverbetering is een poort tot personal enlightenment. Of misschien is juist het verliezen van elk individualisme de oplossing voor die doorlopende worsteling met zelfrepresentatie – een scène waarin het lichaam van de spelers door een snelle rotatie bijna tot een klomp vlees verwordt, zonder hoofd of ledematen, suggereert een verlangen naar het grote niets.

Vanwege de vaak campy beelden die Holzinger en Riebeek creëren en de manier waarop ze genderrollen in hun werk problematiseren, ligt het voor de hand om hun werk als onderdeel van queer culture te zien. Hun werk zou dan als een statement van een subcultuur kunnen worden gelezen, een subcultuur die zich afzet tegen de hetero-normatieve status quo. Het is een strijd die ook in ieder mens woedt: de klassieke strijd tussen id en superego, tussen de veiligheid van de ‘beschaving’ met al haar afspraken, regeltjes en vaste machtsverhoudingen en rollenpatronen, en de gevaarlijke maar verleidelijke anarchie die al die rationaliteit onderuit wil halen.

Het werk van Holzinger en Riebeek is echter ook een veruiterlijking van die strijd om identiteit, die bestaande (en verstikkende) ideeën over moraal, seksualiteit, gender, representatie en de grens tussen privé en publiek uitdaagt. Deze strijd draagt inherent een bepaalde mate van oppositie in zich, een ‘wij tegen zij’, gericht tegen de representanten van deze ideeën – programmeurs, kunstcritici, hoeders van de goede smaak, vertegenwoordigers van de dominante cultuur, die vanuit min of meer vastomlijnde kaders naar kunst kijken en haar proberen te duiden.

Geen persiflage

Vaak wordt dan door criticasters de vraag gesteld wat de makers dan als alternatief te bieden hebben. Marnix Rummens schreef bij voorbeeld in zijn recensie van Wellness in het Vlaamse theatertijdschrift Etcetera: ‘Op z’n beste momenten stelt [de] fusie van workout en wellness onze soms verziekte obsessie met uiterlijk en imago meedogenloos aan de kaak. Maar geregeld glijden de makers ook uit in het modderbad dat ze zelf op scène creëren. En dan verschilt hun persiflage amper nog van het beeldexces dat we dagelijks op ons afgevuurd krijgen.’

Waaraan deze kritiek echter voorbijgaat is dat het werk van Riebeek en Holzinger geen persiflage is, of toch niet uitsluitend. Het gaat in zijn representatiedrift voorbij aan moraal, het zwelgt net zo goed in zijn visuele excessen als dat het die problematiseert. Als we in de binaire benadering van ernst of spel blijven steken lopen we de kracht van het werk mis; we vragen om een eenduidige moraal, terwijl Riebeek en Holzinger juist de onmogelijkheid (en misschien zelfs de achterhaaldheid) daarvan laten zien. De ruimte die Holzinger en Riebeek creëren biedt ons, het publiek, juist de vrijheid om te bepalen waar onze grenzen eigenlijk liggen, en om te bepalen waar er voor ons nog vrijheid is om opnieuw over moraal na te denken. Wat zegt het over mij als kijker als ik opgewonden raak van de exhibitionistische transgressie die de makers en spelers presenteren? Wat is er bevrijdend aan en wat is pornografisch en daarmee juist exploitatief en beperkend? Hoe dun is de scheidslijn tussen die twee eigenlijk? Als de geëxploiteerde zich door de totale overgave aan de onderdrukking onttrekt, veranderen dan de machtsverhoudingen? In hoeverre is de heersende moraal zelf een apparaat dat machtsongelijkheid juist in de hand werkt?

Hoewel populaire cultuur en pornografie minder belangrijke thema’s zijn in het solowerk van Holzinger staan (seksuele) identiteit en transformatie onverminderd op de agenda. In Silk (2009) en Recovery (2014) gaat Holzinger op verschillende manieren op zoek naar de verbinding tussen lichamelijkheid en identiteit. De voorstellingen spiegelen elkaar op een bijzondere manier. In een scène halverwege Silk raken Holzingers benen na een val verlamd en ze beweegt zich gedurende het grootste deel van de rest van de voorstelling in een rolstoel over het podium. Deze angst werd in 2014 bewaarheid toen Holzinger tijdens een uitvoering van Kein Applaus für Scheiße daadwerkelijk na een val gewond raakte. Deze ervaring leidde tot het maken van Recovery, een performance waarin herstel en transformatie centraal staan. Aan de hand van verschillende vrouwen, of ‘reïncarnaties’ zoals Holzinger ze zelf noemt, neemt de performer achtereenvolgens de rol van popdiva, mixed martial arts-vechter en balletdanseres op zich.

Boksring

De toonzetting in Recovery is veel kwetsbaarder en persoonlijker dan die in de voorstellingen met Vincent Riebeek, en ook komt de vrouwelijke identiteit als thema meer op de voorgrond te staan. Op de vloer naast Riebeek voelt Holzinger zich naar eigen zeggen meer naar de ‘prinsessenkant’ van haar vrouwelijke identiteit geduwd – in haar interactie met hem komt ze in een bepaalde, min of meer vaste rol terecht. In haar eentje op de vloer kan Holzinger de zoektocht naar haar (gender)identiteit echter helemaal zelf vormgeven, wat een meer fluïde rolinvulling met zich meebrengt. De verschillende archetypes in Recovery hebben een versterkende werking op elkaar; juist omdat Holzinger zich minuten ervoor in een boksring heeft gewaagd om een gevecht met een getrainde martial artist aan te gaan, is de toenadering tot de elegante en fragiele balletdanseres zo ontroerend.

De idee van de identiteit als min of meer tijdelijke performance wordt nog eens aangestipt in de monoloog aan het einde van de voorstelling, waarin Holzinger haar onvermogen beschrijft om wat dan ook serieus te nemen. En zelfs in haar werkproces komt dit tot uiting; in een creatieproces houdt de kunstenaar zich bezig met hetgene wat haar op dat moment interesseert en het resulterende materiaal wordt naderhand tot een voorstelling gepuzzeld.

Dit shoppen in identiteiten en zelfs in realiteiten kan als escapisme worden gezien. Misschien heeft Martijn de Rijk gelijk als hij zegt dat de nadruk op het omarmen van diversiteit een vrijblijvendheid met zich meebrengt die het zicht ontneemt op de onbuigzaamheid van de werkelijkheid die we met elkaar delen. Maar juist het tonen van die diversiteit, en van al die mogelijkheden en perspectieven, is ook een politieke daad. Het daagt ons uit ons te ontworstelen aan de dominante lezing van de realiteit die we hebben geïnternaliseerd, en onze eigen weerstand en irritaties ten opzichte van de compromisloze, onhandige, gemankeerde vrijheid die Holzinger op het podium neemt eens kritisch te bekijken.

Dossiers

Theatermaker zomer 2015