Op 2 september vond in de Stadsschouwburg Amsterdam een herdenkingsbijeenkomst plaats voor Gerrit Korthals Altes, die op 24 maart overleed. Door de coronamaatregelen kon er eerder geen afscheid worden genomen door de mensen met wie hij in de loop van decennia als zakelijk leider gewerkt had. Bij deze gelegenheid gaf Hans Croiset de volgende toespraak.

Hartelijk gefeliciteerd Gerrit. Het is 2 september, je bent jarig tenslotte, hoe dan ook jarig. Maar we mogen ook onszelf feliciteren, in de eerste plaats natuurlijk de kinderen dat jullie zo’n bijzondere vader hebben gehad, maar ik feliciteer ook al die bestuurders, schouwburgdirecteuren, alle acteurs en actrices met wie je een kleine vijftig jaar hebt samengewerkt, je collega-theaterdirecteuren, ook jullie van harte – met zo’n theaterondernemer viel er nog wat te onderhandelen in de hoogtijdagen van het spreidingstoneel – al die schrijvers en vertalers die je opdrachten kon geven, je theatertechnici, voor wie je je altijd zo sterk hebt gemaakt, ik feliciteer die eindeloze stoet overheidsdienaren met wie je al die jaren samen hebt gewerkt – George Lawson aan het hoofd – en last but not least de medewerkers op het kantoor van wie ik er eentje met name wil gelukwensen, omdat je met haar de hele periode Publiekstheater en die van Toneelgroep Amsterdam zo nauw hebt samengewerkt, Lia Merhottein, onze assistente, onze onvergetelijke Dritte im Bunde

Eind 1961 belde je mij op om me te vragen of ik Peter Oosthoek wilde vervangen om voor het lustrum van het Amsterdamse Corps in deze Schouwburg en in Carré Lorenzaccio van De Musset te regisseren. En zo is het begonnen tussen ons. Jij organiseerde deze monsterproductie, een bundeling van een nieuwe generatie, Krijn ter Braak, Hans van den Bergh, Peter Lohr, Marion Brandsma, Friso Haverkamp, Pim Fenger, Aad Kosto in de titelrol die later onze eerste bestuursvoorzitter zou worden, Wilbert Bank voor de Monteverdi-muziek en vele anderen die mede het nieuwe klimaat van de jaren zestig zouden gaan bepalen. Jij was in die turbulente periode de stille spil van dit nieuwe tijdperk. Samen met jou konden Wilbert en ik het opstandige blaadje Teatraal oprichten, waar geen acteur zijn vingers aan wilde branden. Nachtenlang stonden we bij Wilberts tante aan de stencilmachine – dat schept een band kan ik jullie vertellen. Met zijn drieën schreven we een radicale herschikking van het Nederlands Toneel – waar de latere Tomatisten een puntje aan hebben gezogen – ons beruchte ABC plan, dat de toenmalige nog zwart-wit talkshow haalde. 

Tussen jou en mij liepen die ingrijpende plannen en heftige uitspraken uit op een vriendschap die tot op de dag van vandaag voortduurt. Je woonde een tijd lang bij ons in Arnhem in huis, voor onze kinderen werd je Meester Gerrit – Meester Gerrit wakker worden! Je kwam bij ons langs op vakantie in Les Landes om even gedag te zeggen en bleef vervolgens drie weken om me te helpen bij de voorbereiding van mijn eerste Shakespeare-regie, Driekoningenavond

Want laten we niet vergeten: onze Gerrit was van vele markten thuis. Hij was een gepassioneerd lezer, die kon lézen, interpreteren, analyseren, gevolgen trekken, zich verplaatsen in andermans standpunten. Hij was een beschaafde intellectueel te midden van een leger artistiekelingen. Hij kon intens luisteren en de essentie halen uit al die wilde plannen waardoor hij de uitvoerbaarheid dichterbij bracht. Hij was iemand die na zijn pensioen weer ging studeren, Kunstgeschiedenis, en schreef een boek over de pestepidemie in Venetië, dat vlak na zijn overlijden in het midden van de huidige pandemie verscheen. 

En hij maakte het met zijn onuitputtelijke diplomatieke gaven mogelijk dat onze vriendschap nooit hoefde te lijden onder de heftigste verschillen van mening op kantoor. Bij vergaderingen, in commissies was hij streng objectief, vriendjespolitiek bestond niet voor hem. Bij conflicten telde onze vriendschap niet, wij konden onbelemmerd en vrijuit van mening verschillen. In de reeksen ego-botsingen tussen Ton Lutz en mij was hij goudeerlijk en werd ik van tijd tot tijd tot mijn ontzetting, – want als altijd overtuigd van mijn gelijk – op mijn nummer gezet. Dan belde hij me ’s avonds op: ‘Wanneer leer jij nou eens eindelijk tot tien te tellen?’ 

 Toen ik je begin jaren zestig eens polste of jij belangstelling had om ooit zakelijk leider te worden zei je dat je liever de uitgeverskant wilde opgaan, maar toen je enkele jaren later was afgestudeerd stuurde je me een telegram dat je beschikbaar was om de zakelijke taken in Arnhem op je te nemen. Dat werd daar een harde leerschool voor ons beiden, orde op zaken te stellen bij een toneelgezelschap in het Oosten van het land met 45 spelers in vaste dienst. Boeken uitgeven verdween uit zicht. Maar toen we een achttal jaren later hier in de Stadsschouwburg waren aangeland, kregen we Geert Lubberhuizen van de Bezige Bij zo ver dat wij onder zijn vleugels onze serie rode Publiekstheaterboekjes konden gaan uitgeven: ieder nieuw boekje, zestig in totaal, vierden we met koffie en gebak. Ik zie je nog het kaftje strelen van ons eerste exemplaar, de Droom van een Midzomernacht, met het leeuwtje van Peter Vos op de cover dat we voor de somma van honderd gulden hadden weten te versieren. Was je toch nog uitgever geworden.

Dat strelen was jouw geheime manier van uiten, je sprak je nooit uit over gevoelens, en wanneer die toch – ik weet zeker tegen je zin – naar de oppervlakte kropen wist jij ze te verhullen in nauwelijks waarneembare gestes. Toen we bijvoorbeeld de stichtingsakte van het Publiekstheater hadden getekend (voor de somma van 25 gulden) schopte jij voor de deur van de notaris van louter opwinding als een kwajongen in het wilde weg steentjes in het rond op de Stadhouderskade. Ik kan wel een tiental van dit soort momenten opnoemen. Ik heb het nooit tegen je gezegd, maar het waren die momenten die maakten dat je een familielid van me werd, een extra broer. 

Gerrit, goede lieve Gerrit, broer, ik kan wel een uur doorpraten over wat je allemaal voor het toneel hebt betekend, voor de mensen met wie je hebt gewerkt, voor mij. Ooit toen ik je toesprak bij mijn afscheid van het Publiekstheater en jij bleef om mijn opvolgers te gaan dienen, vond je dat ik veel te breedsprakig was, dat het onzinnig was om zoveel woorden vuil te maken aan iets wat jij de gewoonste zaak van de wereld vond. 

Laat me afsluiten met iets waar jij het ook niet mee eens zou zijn, namelijk dit moment te misbruiken om de Stadsschouwburg attent te maken op de mogelijkheid een sterk portret van jou te laten maken, wanneer Lutz en ik daar wel hangen, ontbreek jij er duidelijk, we hebben die klus tenslotte met zijn drieën geklaard. 

En dan wil ik om af te sluiten ook graag in Ivo van Hove al diegenen danken die deze herdenkingsbijeenkomst mogelijk hebben gemaakt. Ik vind dat een prachtige geste dat een gezelschap een voorganger zo in de bloemetjes zet. En Ivo, je hebt dan wel nooit met hem gewerkt, maar je hebt mede aan zijn doorzettingsvermogen de Rabozaal te danken.

foto De leiding van Het Publiekstheater, vlnr Gerrit Korthals Altes, Guus Rekers, Ton Lutz en Hans Croiset foto Bert Nienhuis met dank aan Thomas Korthals Altes

Dossiers

Theaterjaarboek 2019/2020