‘Er was een moment. Dit moment. Dit moment van nu. Ik probeerde dit moment te stoppen. Dit kan niet. Dacht ik. Niet nu. Dacht ik. Dit kan niet gaan gebeuren. Dacht ik. Niet nu. Dacht ik. Het is niet dat dit niet voorbijgaat. Dacht ik. Niet dat ik hier morgen niet meer zal zijn. Dacht ik. Morgen zal ik er nog zijn. Dacht ik. Het is ondenkbaar dat ik er niet meer zal zijn. Dacht ik.’
Spreken in tongen (Tongues, 1978, met Joseph Chaikin, in vertaling van Mira Rafalowicz)
Het citaat hierboven geeft in het kort weer wat ik zo sterk vind aan het werk van Sam Shepard, auteur, acteur en scenarioschrijver, die op 73-jarige leeftijd overleed aan ALS in zijn huis in Kentucky. De taal is krachtig, beknopt, ritmisch, enorm in het ‘nu’ en de tekst wekt – in elk geval bij mij – ontroering op. ‘Het is ondenkbaar dat ik er niet meer zal zijn. Dacht ik’, zegt de SPREKER (stem van een dode) en met die zinnen is in één klap de vergeefse vergankelijkheid van bestaan geschetst.
Deze quote is afkomstig uit een van Shepards meer experimentele, ‘taligere’ stukken, maar in feite is hij zijn leven lang blijven zoeken naar nieuwe manieren om de schone schijn van het Amerikaanse behang af te krabben, om de rot die daarachter schuilt zichtbaar, voelbaar en vooral hoorbaar te maken.
Shepard is, denk ik, met Shakespeare de auteur die mij het meest heeft beïnvloed. Door de vrijheid in zijn keuzes, zijn taalgevoeligheid en immense muzikaliteit. Ritmiek, breaks, plotselinge taalroffels: alles wat Shepard vanuit zijn achtergrond als drummer meenam in zijn werk. Shepard schreef plotstukken over disfunctionele families als True West, Buried Child en Curse of the Starving Class, naast taalbouwsels als Tongues en Savage Love. Met Patti Smith, in wier band hij ooit drumde, schreef hij Cowboy Mouth. Smith schreef een schitterend IM voor Shepard onder de titel ‘My Buddy’, waarin ze schrijft: ‘Sam liked being on the move. He’d throw a fishing rod or an old acoustic guitar in the back seat of his truck, maybe take a dog, but for sure a notebook and a pen and a pile of books. He liked packing up and leaving just like that, going west.’
Shepard was een kind van de fifties, iemand die zichzelf – net als de absurdisten voor hem – bevrijde van vorm- en inhoudsconventies. Opvallend in zijn stukken is zijn beeldende en muzikale kracht, alsof hij de beelden elektrisch in je ziel brandt. Over het begin van zijn loopbaan schreef Shepard in ’71: ‘Ik wil geen toneelschrijver zijn, ik wil een rock-’n-roll-ster zijn … Ben alleen maar stukken gaan schrijven omdat ik niks anders te doen had. Dus begon ik te schrijven om niet in een depressie te belanden.’
Shepard werd gezien als een schrijvende cowboy, een macho, een apolitiek auteur. Allemaal kwalificaties die door de tijd zijn ingehaald. Hij gebruikte methodes uit beeldende collages en jazz-improvisaties in zijn teksten, ‘music or painting in space’. Geen geitenwollensokkenauteur, maar een man van gespierde taal – met een opvallende gevoeligheid neergepend, dat dan weer wel.
Ook als acteur, bijvoorbeeld in Mud en The Right Stuff opereerde Shepard vanuit een soort intelligente mannelijkheid, bij gebrek aan een betere omschrijving. Hij werd niet voor niks in 1984 door het tijdschrift Glamour uitgeroepen tot ‘sekssymbool voor de vrouw die nadenkt’. Shepard speelt in zijn films meestal de buitenstaander, de man met de donkere ziel, de kluizenaar. Maar altijd wordt dat duistere in balans gehouden door de kracht die vanuit zijn ogen naar buiten straalt, de kracht – en nu ga ik echt romantiseren, maar wat de fuck – van een scheppende ziel, iemand die wezenlijk met beide in cowboylaarzen gestoken benen in de klei staat, in de modder, en zoekt naar iets van waarde tussen alle stront.
En of hij dat vond! Naast al zijn theaterteksten schonk Shepard ons als scenarist onder andere Paris, Texas, een van de mooiste films ooit gedraaid (door Robby Müller onder regie van Wim Wenders). Een film waarin het begrip desolaat een nieuwe dimensie kreeg met de openingsbeelden van Travis (Harry Dean Stanton) die met lege blik door de woestijn stiefelt, onder de snijdende klanken van Ry Cooders steelgitaar. De film bevat ook dialoogpareltjes, zoals de volgende uitwisseling:
Walt: I thought you were afraid of heights.
Travis: I’m not afraid of heights. I’m afraid of fallin’.
Shepard maakte de eenzaamheid iets minder onverdraaglijk voor ons allemaal. Wat kun je meer van een toneelschrijver verwachten?