Kostuumontwerper Ber van Hirtum was bijna een halve eeuw een veelgevraagd medewerker van toneel-, opera-, ballet- en tv-producties. Hij combineerde technisch vernuft met een grote empathie: ‘Hij dacht met je mee’.

Door Sandra Heerma van Voss

‘Ber was de totale perfectionist. Niets ontging hem’, zegt acteur Paul van Gorcum over zijn betreurde generatiegenoot. Van Gorcum begon in 1951 bij het Haags Toneel en speelde de jaren erna overwegend klassiek repertoire bij diverse gezelschappen (Masker, Ensemble, het Rotterdams Toneel). Van Hirtum ‘dwarrelde er steeds doorheen’: ‘Ber was in trek bij regisseurs, omdat hij overal een oplossing voor wist. Hij woonde de repetities bij en maakte notities: moet dit personage veel bewegen? Hoeveel kostuumwissels zijn er? Hij dacht met je mee. Sommige rollen vergden vijf verkledingen, dan was snelheid essentieel. Ber was gek op klittenband en verzon foefjes als een jas met aangenaaide witte boord voor een pastoor met haast. Als iets een beetje strak zat, dan was het: “Kind, geef maar hier”, en was het een dag later gefixt. Zijn stoffenkennis was fenomenaal: repertoirestukken werden tot wel honderd keer gespeeld, dus hij combineerde de materialen zo dat ze tussendoor gestoomd konden worden.’

Van Hirtums Haagse, katholieke achtergrond wees niet logischerwijs naar een loopbaan in de kunsten – zijn vader was vertegenwoordiger, en de vier kinderen werden liefdevol, maar bescheiden opgevoed. Als jongste zoon koos Van Hirtum na de kleermakersvakschool voor de kunstacademie, afdeling mode, maar zijn interesses reikten verder. Een driejarig verblijf in Rome was allesbepalend voor zijn gevoel voor decorum en zijn liefde voor verfijnd, ambachtelijk handwerk. Hij bleef ‘een beetje Italiaan’ – aan lompheid of slechte manieren had hij een broertje dood. Terug in Nederland lonkte al snel het toneel.

‘Een satijnen pyjama’, herinnert actrice Pleuni Touw zich gelukzalig. ‘In 1975 speelden Jeroen Krabbé en ik Private Lives van Noël Coward, een productie van Joop van den Ende. Het stuk is uit 1931, en Ber wist de look van die tijd perfect te treffen. Ik kwam bij hem thuis in zijn atelier om te passen – dat deed ik graag. Hij was zo aardig en discreet – je staat daar toch in je blote kont. Hij pakte een keer een lap stof, drapeerde die om me heen en spelde zo een prachtige avondjurk op mijn lichaam. Jij bent een grote, dacht ik toen.’

‘In 1978 stond ik met mijn man Hugo Metsers in Lipstick van Dimitri Frenkel Frank – ik speelde een chique dame, zoals vaker, die kleding droeg “van een nonchalante snit waarvan alleen kenners konden zien hoe duur het was geweest”. Zo luidde de aanwijzing. Ga er maar aan staan. Ber ging aan de slag, en toen merkte iemand op dat mijn personage “wel een beetje gewoontjes” gekleed was. Daar hebben we zo om gegniffeld. Zo, dachten we, opdracht vervuld.’

Herman Spoelstra, Van Hirtums levenspartner, kreeg al kort na hun ontmoeting in 1972 te horen hoe een gezamenlijk leven eruit zou komen te zien: ‘Ber waarschuwde me: “Mijn werk gaat altijd voor” ’, vertelt Spoelstra. ‘Hij was ouder en had eerder een relatie gehad met iemand die daar niet tegen kon. Ik ben een nuchtere Fries, dus ik dacht: we zien wel.’

Spijt heeft Spoelstra nooit gehad – al staken zijn regelmatige uren bij de meubelafdeling van de Bijenkort schril af tegen de pieken van stress in het freelancebestaan van zijn man. ‘Als Ber weer “met liedjes het land in trok”, werd het vaak nachtwerk. Fysiek was het gesjouw met kleding loodzwaar, en tv-shows als die van Ted de Braak werden live opgenomen – dat deed niet onder voor een theaterpremière. Maar Ber was gek op zijn werk. Hij kon niet zonder. Hij zat ook nooit zonder. We vonden een balans tussen ‘gas-, licht- en watershows’, waarbij Ber meer als stylist optrad, en de echt creatieve klussen waarbij hij zelf kon ontwerpen. Het laatste vond hij natuurlijk leuker, maar het werd vaak minder goed betaald. Het een maakte het ander mogelijk.’

Als het op snelheid en grote aantallen aankwam maakte Van Hirtum gebruik van een aantal vaste leenadressen, waaronder het Londense Bermans & Nathans, waar een grote collectie film- en toneelkostuums te huur was. Van een heel andere orde was zijn 22-jarige samenwerking met het Tingel Tangel Cabaret van Sieto en Marijke Hoving – daar ‘deed iedereen alles zelf’, aldus Spoelstra.

Van een vast dienstverband als hoofd van de kostuumafdeling van De Nederlandse Opera had Van Hirtum al na drie maanden genoeg. Spoelstra: ‘Hij stuitte daar op een ambtenaren-mentaliteit. Medewerkers die de boel traineerden zodat ze séjours en extra betaling kregen, koorleden die maar één keer wilden komen passen omdat het zo in hun contract stond. Dan liever een actrice die midden in de nacht belde omdat ze tobde over haar kostuum.’

‘Zijn hart ging uit naar het klassieke toneel’, zegt regisseur en acteur Aus Greidanus. ‘Molière, Shakespeare, De Driestuiversopera… Toen ik in 1994 mijn eerste regie voor De Appel mocht doen koos ik Het weerzien, een trilogie van Botho Strauss en ging mijn samenwerking met Ber van start. Ik legde hem mijn ideeën uit voor de kostuums, de algehele sfeer, en liet hem vervolgens vrij. Ber werkte vanuit zijn fantasie, ondersteund door een enorme historische kennis. Hij lette op het totaalbeeld – alles moest in harmonie zijn met het decor en het licht. Mijn reputatie als regisseur was de eerste jaren nog wankel, maar in de kritieken kregen Bers kostuums vaak een positieve vermelding.’

‘We lazen de recensies wel’, zegt Spoelstra. ‘Maar ze beheersten niet de stemming hoor. Meestal stond er niets over de kostuums, of alleen het dodelijke zinnetje “Het zag er verzorgd uit”. We moesten naar elke première, maar dat werd ook steeds meer corvee. Buigen na afloop vond Ber een beetje gênant, dan stond hij altijd achteraan.’ Achter de schermen hield hij wel van waardering. En thuis, in de beslotenheid van de vrienden uit de kunsten die hij regelmatig te eten uitnodigde, kon hij zijn spotlust op alle aanstelleritis uit het vak kwijt.

Ebbelaar: ‘De grote schouwburgvedetten waren toen nauwelijks aanspreekbaar. Dansers zijn veel opener, wij kunnen niks verbergen. Ber werkte graag voor het Nationale Ballet. Hij was een geweldig costumier en loste voor de mannelijke dansers het aloude probleem van de knellende oksels op: hij maakte hesjes met losse mouwen.’ Spoelstra: ‘Ber werd een keer gebeld toen Rudolf Nureyev op bezoek was voor gastoptredens: of hij het pak van de grote driftkikker wilde komen aanpassen. Hij kon er niet in bewegen. Dat lukte. Ber kon wel wat hebben.’

Toen na 2000 een rustiger periode aanbrak was er tijd voor hobby’s – film, opera, galeries – en Van Hirtums geliefde Italië. Sommige vrienden uit het vak bleven – een klein, trouw groepje. Om de society was het Van Hirtum nooit te doen geweest.

Dossiers

Theatermaker februari 2018