Het boek Decolonizing the Theatre Space: A conversation is geschreven voor Zwarte leiders en professionals van kleur. Maar wat kan dit werk voor alle professionals in de cultuursector betekenen?
In het boek Decolonizing the Theatre Space: A Conversation zijn de ervaringen, leermomenten en visies van Zwarte artistiek leiders uit Europa, Noord-Amerika en Afrika samengekomen en gebundeld. Het boek is geïnitieerd en samengesteld door Simeilia Hodge-Dallaway, Kwame Kwei-Armah en Olivia Poglio-Nwabali.
Gelet op de relevantie en intentie van het boek, is het vooral gemaakt voor toekomstige en huidige Zwarte en people of the global majority leiders van over de gehele wereld. Het moet ons – de community – duidelijk worden dat innovatie, volhardendheid en veerkracht, tegen alle verwachtingen in, altijd aanwezig zijn geweest. Tegelijkertijd is het boek een reactie op een discours over de toekomst van een toxische en geperverteerde kunstenindustrie. Een industrie doordrongen van decennialange suprematische machtsstructuren, die zich sinds The Black Lives Matter Movement in 2020 genoodzaakt ziet – of beter gezegd: zich gedwongen voelt – om deze structuren om te vormen. De schrijvers kaarten helder aan dat dit boek ook dient als een signaal dat de mensen die deze structuren hebben gevormd en reproduceren, ze niet kunnen veranderen.
Voor dit boek zijn 25 internationale leiders of the global majority werkzaam in de podiumkunsten geïnterviewd en het biedt hun wijsheid en perspectieven. Voor we de interviews met Zwarte leiders lezen, wordt het boek ingeleid door een gesprek tussen de drie redacteuren over de noodzaak van dit boek, dekolonisatie in de podiumkunsten, beweging en momentum, en de intentie van de gevoerde gesprekken. Met dit boek willen de makers een gesprek onder ons starten en vruchtbaar voortzetten. Hoewel het boek zich richt op Zwarte leiders, is er enige nuance en wordt ook gesproken over the people of the global majority. Als het in dit artikel gaat over de Nederlandse context dan gaat het over mensen van kleur.
In het boek worden de benodigde inspanningen besproken die leiders van kleur leveren in dominant witte organisaties. Daarnaast is er aandacht voor de uitdagingen van Zwarte leiders in eigen gecreëerde ruimtes: eigen gezelschappen, festivals, theaters en opleidingen. Dit zijn ruimtes die altijd aanwezig zijn geweest, zichzelf met eigen kracht en middelen hebben moeten cultiveren en in stand houden – het zijn bovenal ruimtes die door de mensen in dominante ruimtes niet gezien worden voor wat ze zijn. Gevestigde witte makers, beleidsmakers, docenten die de mensen van kleur niet zien, niet horen en niet begrijpen. Het is daarom niet verbazingwekkend dat de vraagstukken en uitdagingen waarmee Zwarte organisaties in Europa en de VS geconfronteerd worden, anders zijn dan die van geïnterviewde Zwarte leiders en organisaties in verschillende Afrikaanse landen.
Ter inleiding op het hoofdstuk Becoming the first beschrijft Samora Bergtop de Nederlandse context. There are not as many of us [black arts leaders and black-led companies] in the infrastructure of the Dutch theatre landscape. But I have to say, I’m standing on giants, because for us, there was a lineage of black theatres in the Netherlands. However, when there is something built, it’s broken by the system. So, we always have to rebuild.’ In Nederland hebben theatermakers van kleur zich de afgelopen 100 jaar in eigen spaces, met eigen talen eigenstandig en authentiek gedefinieerd, en werk gemaakt. Parallel aan dominante velden met hun eigen gecreëerde ruimtes hebben makers van kleur door de tijd heen geleerd hoe ze moeten navigeren op zowel weerstand, carrière als zelfbehoud.
Dat herbouwen zien we terug bij vele initiatieven, gezelschappen, directeuren, programmeurs en organisaties. Denk aan Chrisje Comvalius die in de jaren zeventig theatergroep Groep13 oprichtte, Felix de Rooy en Norman de Palm met Cosmic Illusion, De Nieuw Amsterdam (DNA) met Rufus Collins en Henk Tjon, John Leerdam, Helen Kamperveen, Ernestine Comvalius, Made in da shade, MC Theater, Marjorie Boston en Maarten van Hinte, Romana Vrede, Richard Kofi, Simone Zeefuik, Alida Dors, Jolanda Spoel, Jörgen Tjon A Fong, Kip Republic en Well Made Productions, Untold… Dit is een lijst zonder eind, en opgeschreven met de rekenschap dat vele namen hier ontbreken. Deze mensen, groepen, en organisaties staan in een rijke traditie, ze staan op (elkaars) schouders en zetten zich intergenerationeel af. De witte structuren waarin zij zich bewegen, zijn daarentegen niet voor hun werk, noch voor hun persoon ontworpen en gemaakt.
Het cultiveren van Zwarte velden in een witte geïnstitutionaliseerde sector beschrijft Bergtop als eeuwigdurende en almaar herhaalde pogingen, omdat iedere opbouw gepaard gaat met afbraak in een systeem waar het bestaansrecht voor deze velden niet verzekerd is. Makers van kleur zullen altijd moeten herbouwen. Dit herbouwen is de sleutel tot het maken van ons werk, op onze manieren en op de door ons gestelde voorwaarden. Een paar weken geleden hebben we gezien hoe verschillende organisaties, zoals HipHopHuis en theatergroep RAST etc., niet langer kunnen voortbouwen zoals dat tot nu toe is gegaan. Zonder te willen belanden in een oeverloos gesprek over kwaliteit versus diversiteit, want we kennen de kritiek op het innemen van een archimedisch punt, zal de sector duidelijk moeten maken hoe hij deze afbraak en ongelijkheid wil verdisconteren.
Het treurige van deze afbraak is dat de people of the global majority vaak geen structurele en institutionele toegang hebben tot kennis en verhalen over deze geschiedenissen. Hoewel dat geen afbreuk doet aan deze legacies, brengt het wel met zich mee dat iedere generatie makers van kleur opgroeit in en geconditioneerd wordt door een dominant wit wereldbeeld. Iedere maker van kleur zal daarom een eigen verhouding tot de white gaze moeten ontwikkelen. Een haast onmogelijke taak willen we onszelf geen geweld aandoen. De paden die beginnende makers van kleur bewandelen zijn eenzaam. Verstoken van de eigen geschiedenissen en gevormd door een canon die deze leemte niet vult, zie je dat we telkens hetzelfde onderzoek doen, en dezelfde werken zoals die van Michael Matthews ‘herontdekken’ – terwijl het er altijd was. Nu voornamelijk witte organisaties middelen en ruimte bieden aan het heropvoeren van delen van zijn nalatenschap, wordt dat herontdekken geclaimd.
In het interview No more appeasing the white gaze beschrijft Bergtop haar tocht naar het kunnen en durven vertrouwen op haar eigen intuïtie om the white gazeomver te werpen. Uit haar beschrijving wordt het belang van emotionele toegang tot geleefde ervaringen duidelijk. De intuïtie die nodig is om verhalen artistiek te maken, zit in het lichaam. Tegelijkertijd gaan ook in de Nederlandse cultuursector witte makers en witte organisaties al decennialang aan de haal met deze Zwarte ervaringen. Vooral door de vereiste om uit leggen hoe ze de code diversiteit en inclusie toepassen, houden ook witte mensen zich bezig met geschiedenissen van kleur. Maar kan the white gaze een emotionele verbinding maken met Zwart werk zoals bijvoorbeeld Giovanni’s Room van James Baldwin – dit seizoen voor het toneel bewerkt door ITA? In the white gaze zit niet de emotionele verbinding naar Zwarte ervaringen, en voor mensen van kleur is dit doorgaans voelbaar. In een sector die niet ontworpen is voor mensen van kleur, is het werken met hun werk en ervaringen een instrumentalisatie van deze mensen. Hiermee legitimeren organisaties en makers hun inbedding in een maatschappelijk veld en wordt het werk van makers van kleur zowel impliciet als expliciet een verdienmodel. Is de sector bereid om deze instrumentalisatie op te geven?
Want in een wereld, en een sector die niet voor onze verhalen, onze manieren van creëren gemaakt is, komen er spaces die overlappend samenvallen. Hierdoor zullen onze verhalen en ruimtes tot op zekere hoogte altijd gemarginaliseerd zijn en blijven. Het werk zal altijd moeten strijden voor bestaansrecht in een systeem gevormd door waarden en overtuigingen die samenkomen in dominante wereldbeelden die verhalen van kleur uitsluiten. No more appeasing the white gaze. De onvermijdelijke tragiek van deze beweging is dat we zowel zelf als ons werk buiten de mainstream vallen.
Het is schokkend en intrigerend om te lezen hoe wereldwijd dezelfde mechanismen en situaties van institutioneel racisme en suprematische machtsverhoudingen steeds weer terugkeren, en eenzelfde situaties en gesprekken zich herhalen. Vanuit een dominant en superieur wereldbeeld wordt het werk van makers van kleur vaak als minder ‘echt’ beschouwd en beschreven met termen als amateuristisch, van mindere kwaliteit, of gecategoriseerd als migrantentheater. Tegelijkertijd verandert de samenleving continu, en sinds de opleving van de BLM-beweging is meebewegen niet alleen noodzakelijk, maar onontkoombaar. Niet alleen het verhaal van Samora Bergtop, maar alle ervaringen van Zwarte leiders in witte organisaties in dit boek zijn van toepassing op het Nederlandse cultuurveld. De Duitse regisseur en artistiek leider van Schauspiel Dortmund Julia Wissert schrijft: (…) it’s important for a theatre in Germany in the twenty-first century, to reflect on its practice, and to reflect on its art and to reflect on its structure, and really reform stuff because I know that we’re going to be more irrelevant in ten years if we don’t check in and change things. De huidige wijze van overheidsregulatie van de sector, de huidige wijze van beoordelen, maken en produceren zijn ten dode opgeschreven.
Eerder beschrijft Julia Wissert hoe zij in Duitsland tot Zwarte regisseur werd gemaakt. Na een prijswinnende enscenering van Nora in Hamburg werd haar een voorspoedige carrière in het ‘post-migranten’ theaterveld voorspeld. Deze term wordt in Duitsland gebruikt voor een alternatieve theaterbeweging van kunstenaars uit de tweede en derde generatie migranten. Deze kunstenaars voegen de ervaringen van immigrant- en ballingschapmakers toe aan hun eigen ervaringen. Maar, schrijft Wissert: ‘Ik realiseerde me al snel dat iedereen een regisseur was, maar dat ik de ‘Zwarte’ regisseur was die postmigranten-theater maakte, zelfs toen ik een superconservatief klassiek stuk maakte.’ Hier raakt Wissert een treffend pijnpunt voor makers van kleur – je zal als succesvol maker altijd gereduceerd worden tot jouw identiteit of noodzakelijk werk op het gebied van diversiteit. Waarom moet nog steeds worden uitgelegd dat hoewel intersecties van identiteiten bepalend zijn, dat nog niet wil zeggen dat identiteiten 1-op-1 samenvallen met hoe makers van kleur zich profileren in hun kunstenaarsschap?
Wissert vat haar ervaringen samen met de zin: You might have the power in the title, but they hold the power in their bodies. Daarmee raakt ze het idee van lichamelijkheid als space vluchtig aan. De Amerikaanse schrijfster en producent Sade Lythcott, directeur van het National Black Theatre, heeft het in het hoofdstuk Leading from the front and the power over hoe woorden als institutionele feiten macht hebben: power in title, power in the body. Het is interessant dat Wissert en Lythcott het binnen deze context hebben over hetzelfde maar het tegengestelde beweren. Dat komt doordat Wissert in dominant-witte organisaties opereert, terwijl Lythcott een Zwarte cultuurorganisatie bestuurt, gericht op Black Liberation. Waar Lythcott kan werken vanuit de power van het eigen lichaam, levert Wissert met het hebben van een benoeming op positie in. Wissert beseft dit, maar ervaart zichzelf niet als machteloos. Integendeel, zij begrijpt haar leiderschap als onderdeel van een groter systeem dat lichamen van kleur geweld aandoet. Dit leidt haar ertoe de vraag naar verantwoordelijkheid te stellen. Weten dat je iedere keer fouten blijft maken is een gegeven, maar om te kunnen blijven staan voor jouw positie is verantwoordelijkheid nemen voor de gevolgen van die fouten.
Hanna Sharif, destijds artistiek directeur van Repertory Theatre of St. Louisillustreert positionaliteit door het te hebben over de vereiste bescheidenheid in met name Zwart leiderschap, en problematiseert tegelijkertijd het langdurig bekleden van machtsposities zonder intrinsieke verandering. Noties als opvolging en nalatenschap inspireerden Sharif om na te denken over de fundamenten die door haar voorgangers gelegd zijn en de plicht die op haar rust als leider. Zowel deze plicht als de vereiste bescheidenheid lees ik meerdere keren bij de verschillende Zwarte leiders terug. Vrijwel aan het begin van het boek is een mooie passage van Hana Sharif in Becoming the first: Anytime there is one breakthrough, an industry that is set on maintaining the status quo will seek and destroy that which is a threat to it. (…) My fearlessness is a threat to it because I don’t actually care about the seat (…) I don’t care about the title. It doesn’t define me.. Bescheidenheid in deze passage is Sharif’s onverschilligheid ten opzichte van de titel, de macht, en de positie. Hoewel bescheidenheid een mooie waarde is, en haar dat siert, is het vooral een noodzakelijke kwaliteit voor mensen van kleur in een wit systeem. Werk voor ons – wij zoeken jouw stem; maak ons groot – verrijk ons met jouw perspectief; en ken je plek; zo werkt het hier niet. Bescheidenheid is een dagelijkse uitdrukking van ons collectief koloniaal bewustzijn.
Wat kunnen wij hier nu in Nederland met deze teksten? Hoewel het begrip dekolonisatie in al zijn ongrijpbaarheid voldoende besproken wordt, is het jammer dat het begrip ‘theatre space’ niet meer wordt uitgediept. Conceptueel gezien kan het begrip space(s) over het lichaam, over groepen mensen, organisaties, velden en constellaties van (machts)structuren gaan. Het boek zou een voor mij grotere meerwaarde en diepgang bieden, als deze noties van te dekoloniseren spacesverbonden waren met de visies van de geïnterviewde Zwarte leiders. En inzichtelijk zou zijn gemaakt op welke schaal zij opereren en wat de reikwijdte is van hun invloedssferen.
Het was aanvankelijk het plan om dit artikel te laten beginnen met de vraag: als er een theaterstuk van kleur wordt gespeeld in parallelle velden van kleur, die niet gezien worden door witte mensen, heeft de opvoering van het stuk dan wel plaatsgevonden? Deze vraag (ontleend aan het welbekende filosofische raadsel of een omvallende boom in het bos wel of geen geluid maakt als er niemand is om het te horen) stelt vragen over waarneming en werkelijkheid. Dit boek is voor ons gemaakt, en met ons worden Zwarte leiders en professionals van kleur bedoeld. Boordevol ervaringen die onze ervaringen raken, visies en inspiratie bieden. Wat kan dit boek alle professionals in de cultuursector bieden? Met al die singuliere, subjectieve ervaringen en beschouwingen, kan geabstraheerd worden om tot een universele boodschap te komen. De vraagstukken van diversiteit, gelijkwaardigheid en inclusie overstijgen de benadering van onderwerpen als ras, klasse, seksualiteit en gender. Dit vraagt om radicale omwenteling, omverwerping van de sector zoals die werkt. Het vraagt om collectieve vrijheid en radicale gelijkwaardigheid. In de intersectionele benadering van gemarginaliseerde identiteiten ligt de voorwaarde tot vrijheid voor iedereen. Het ontleden van het vraagstuk is complex en vraagt om benaderingen die rekening houden met de meerlagigheid, generationaliteit, contextualiteit en contingentie van de verhalen en de gebeurtenissen. Willen we overkoepelende witte spaces wezenlijk hervormen, en de sector dusdanig reguleren dat spaces van kleur volwaardige plekken zijn, dan ontkomen we er niet aan om de vraag naar erkenning in te vullen door te bespreken wat écht is, en wie wat ziet.
beeld Herman van Bostelen
Naar aanleiding van het boek Decolonizing the Theatre Space wordt op de NTF-Pro dagen doorgepraat over de dekolonisatie van leiderschap in het programma Parallel Spaces: Breaking the dominant narrative
Vrijdag 6 september, 11:15u ITA
Kimberley Smit heeft westerse filosofie gestudeerd en werkt momenteel als projectleider bij The Need for Legacy.