Een belangrijk deel van het jaar werd gekenmerkt door de adviezen en beslissingen over meerjarige subsidies voor kunstinstellingen in de culturele Basisinfrastructuur (BIS), bij het Fonds Podiumkunsten (FPK) en de provincies en steden. Op deze en volgende pagina’s proberen we de verschuivingen in het gesubsidieerde landschap in kaart te brengen. Ze behandelen de overgang van de cultuurnotaperiode 2013-2016 naar 2017-2020.
We beperken ons tot de instellingen die landelijke structurele subsidie krijgen (81 in de vorige subsidieperiode, 130 in de huidige). Daarnaast zijn er nog instellingen die louter door regionale en lokale overheden worden gesubsidieerd (34 in de vorige periode, 17 in de huidige).
Eerste conclusie is dat na de bezuinigingen de overheidsuitgaven voor kunst weer stijgen. In de huidige periode is 18,7 miljoen euro méér beschikbaar dan de vorige. De totale structurele uitgaven aan de podiumkunsten zijn nu 169,6 miljoen per jaar – waarvan 7,3 miljoen slechts voor één jaar (de uitkomst van het kamerdebat over de instellingen met een positief oordeel van het FPK waarvoor te weinig geld was). Het is ook goed zichtbaar dat in de zware periode 2013-2017 de gemeenten (en dan met name Amsterdam) instellingen overeind hebben weten te houden.
Verantwoording
De informatie op deze pagina’s komen uit een speciaal voor dit Theaterjaarboek door Simon van den Berg samengestelde database, met uitgebreide aanvullende research door Henri Drost. De gegevens zijn ontleend aan nota’s en andere beleidsstukken van de diverse overheden en het FPK. De gegevens zijn niet compleet: van een aantal provincies en gemeenten was de informatie over structurele subsidies begin 2017 nog niet bekend of niet adequaat openbaar gemaakt. Het beeld werd gemaakt door Herman van Bostelen.
(klik voor groter)