‘Ik lijk niet op jou.’ Ze herhaalt het een aantal keer in de voorstelling Moeder van glas. Ze huilt niet, heeft geen hulp nodig, ze maakt carrière, ze kookt en wast. ‘Ik ben er. Altijd. Ik lijk niet op jou.’ Het klinkt meer als bezwering dan als constatering. (meer…)