‘Tijdens Vastelaovend ben je eindelijk jezelf’, drogredeneert een veerman, vastbesloten maar onvast, klotsend biertje in de hand. Voor een muntje brengt hij de mensen naar de overkant van de nacht (‘Vastelaovend is mijn pontje’), ondertussen navigeert hij – via een warrige rijgdraad aan terloopse ontmoetingen, gedeelde biertjes en opzichtig geflirt – ook zichzelf richting het vroege licht, in een allesbehalve rechte lijn. (meer…)