We naderen de eindstreep van het publiekloze theatertijdperk. Je kunt een voorstelling met dertien camera’s opnemen, het blijft goedbedoeld surrogaat. Het is heel jammer dat de Avond van de Kleinkunst in Carré niet een week later gepland was, want wie wil er niet in de zaal zitten als geswingd kan worden op Wasmasjien van Trafassi en het muzikale antwoord op die tropische hit. Maar de Avond was in ieder geval wel een waardig afscheid van het online theaterleven. (meer…)
Het is een fatsoenlijke jongen. De Belg Bert Gabriëls doet geen vlieg kwaad. En mocht hij ook maar het minste vermoeden hebben iemand op de tenen te trappen, dan verontschuldigt hij zich meteen. Het komt zijn grappen niet ten goede.
Al tien jaar zou hij succes hebben in eigen land. Uit die tien jaar heeft hij een aantal krenten meegenomen naar Nederland. Plus: hij heeft zich verdiept in wat zich zoal in Nederland afspeelt. Bert heeft zijn huiswerk gedaan en komt beslagen ten ijs. Maar het aantal goede grappen is op de vingers van één, vooruit anderhalve, hand te tellen.
Hij verdient lof door het aan de kaak stellen van volstrekte eerlijkheid binnen relaties, van de stamtafelgasten op de Nederlandse televisie die meteen beginnen te roepen dat ze geen racist zijn (de anderen dus wel) en van de geïnstitutionaliseerde quasi-openheid in de Commissie Stiekem. Het blijven speldenprikken, want hij blijft aardig. Zo aardig dat hij als een Sjefke Goedbloed naar de categorie lulletje rozewater afglijdt. Zonder de mogelijkheden die bij die categorie horen te benutten.
In zijn optreden zoekt hij het contact met het publiek waar hij de meeste tijd maar een à twee meter vanaf staat: hij stelt de zaal veel rechtstreekse vragen, probeert in te spelen op kreten en reageert graag op een individueel hoorbare lach. Een dame die tijdens de première midden in rij twee een langdurige hoestbui krijgt vanuit het diepst van haar bronchiën negeert hij beleefd. Op zijn vraag waarom de Roma een rondtrekkend volk zijn, antwoordt hij dat ze overal opgejaagd worden, terwijl hij in de lucht naar een denkbeeldige nomade schopt. Niet zonder er daarna ‘sorry’ aan toe te voegen. Voor wie?
Misschien zijn we in Nederland te veel gewend aan grofheid, vette grappen, vileine binnenpret of doortrapte instinkers. Drs. P. is hier nog altijd een eenling als het gaat om wellevendheid. Cabaret staat nog steeds voor ‘heilige huisjes intrappen’ en ‘op het randje af’ met taboes spelen, of ze gewoon zo plat mogelijk doorbreken. Waarbij de afstand van het cabaret op televisie met dat van het theater steeds sneller ingehaald wordt. Misschien moeten we gewoon weer opnieuw wennen aan een cabaretier die niet alles afbrandt, afzeikt, maar mensen in hun waarde laat. Maar liever nooit wennen aan grappen waarom niet gelachen kan worden.
Foto: Fokke van der Meulen