In de voorstelling Zona Franca, te zien tijdens een buitengewoon interessante editie van Julidans, wervelt en zindert het. Wat begint als een klein feestje in eigen kring op het achtertoneel, groeit uit tot een massaal feest, waar het publiek langzaam maar zeker in mee gaat, tot het bij het applaus luid klappend op de stoelen staat.

Sambaritmes komen uit trommels, heupen en armen, zonodig aangevuld met heel aanstekelijke nummers over de speakers. De dansers zijn jong, gespierd, lenig en uitgesproken. Hun uiterlijk verschilt nogal van wat je doorgaans op een ballet- of modern danspodium ziet. Sommigen hebben een buik, anderen een enorm afrokapsel, en enkelen kunnen op één hand staan of salto’s achterover maken.

Choreograaf Alice Ripoll zet de virtuositeit en het spektakel van de bewegingen van de Braziliaanse reactie op hiphop, de passinha en de dancinha, maar stapje voor stapje in. Aanvankelijk concentreert de voorstelling van Cia. Suave (vertaald: zacht) uit Rio de Janeiro zich op een dagelijks ritme en simpele handelingen: elkaar treffen, wat hangen, weer uit elkaar gaan, om het moment daarna, na een dansje, weer te hangen, te lachen of te slapen.

Er is zit een wonderlijke herhaling in de scènes. Ze onderscheiden zich voor de oppervlakkige blik nauwelijks van elkaar. Zona Franca betekent vrije zone is hier dus een neverending story van feesten en slapen, wat taart eten en nog meer feest. Tussendoor weeft Ripoll verstilling en stilte. Soms ontstaat er zo een heerlijke, lanterfanterige nikserigheid op het toneel, erg mooi en geraffineerd belicht door Tomás Ribas en Diana Joels. Soms heeft het gemurmel of gegrinnik ook iets naargeestigs, als een kwade droom of een niet nader benoemde frustratie of pijn, die even opborrelt.

Een paar billen
Altijd is er ergens iets gaande, hoe klein of perifeer ook. Meestal vinden er verschillende, kleine scènes tegelijk plaats op het grote podium, terwijl anderen toekijken, een beetje meedoen of even af zijn. Het geheel heeft zo een enorm naturel. Er zijn vaste combinaties van dansers, zoals de drie mannen die als een soort Kwik, Kwek en Kwak regelmatig opduiken. Soms is het ook alleen een paar billen dat optreedt.

Seks speelt een grote rol in het stuk, zonder dat het letterlijk wordt of tot intriges leidt, laat staan iets van een dramatische geste doet, als in een plot. Het seksuele hoort erbij zoals het dansen en het zwieren en gieren van het lachen. Er zijn ook verwijzingen naar rituelen, in persoonlijke momenten en met de groep als geheel, wanneer die een soort tableau vivant doet, die aan een processie doet denken.

Zone Franca doet aan als een landschap, waar een groepje, en soms verschillende groepjes, feestvierders thuis zijn. Er gaat een enorme kracht en vitaliteit uit van de voorstelling. Het is aanstekelijk en warmt het lijf op in de door de airco wat koele theaterzaal. Een fiets die zo nu en dan gebruikt wordt en dan weer links of rechts op het podium staat geparkeerd, wordt in een verstilde scène een effectief muziekinstrument, dat de stilte tikkend, snerpend en grommend via het rubber van de banden doorbreekt. Het roept de inventiviteit van spelende kinderen in herinnering, die altijd uit niets iets weten te maken.Van het ene spel naar het andere, wordt de de tijd eindeloos.

Stationair draaien
Naarmate de voorstelling vordert begint er daardoor ook iets te wringen. Terwijl het lanterfanten en feesten tot prachtige en soms heerlijk onnavolgbare dans leidt, lijkt het geheel ook stil te staan, stationair te draaien. Het overlappen, weven en inhaken van scènes gaat nergens heen. Juist op dat moment in de voorstelling wordt de virtuositeit van deze of gene meer uitdrukkelijk in de spotlight gezet, maar Ripoll geeft niet toe aan een dramatisch verloop.

Een voetbal wordt het publiek ingeschopt, er gaat een bakje eten rond en ook een taart met kaarsjes mag niet ontbreken, zoals op het einde de tafel nog even wordt schoongepoetst. Maar nergens is er een verwijzing naar wat deze jonge mensen nog meer doen in hun leven, waar ze verder mee te stellen hebben, wat hun dromen zijn. De uiterst esthetische finale combineert een parafrase op pornografische beelden met de digitale verdubbeling van mobieltjes die filmen. Niets wordt ernstig, alles blijft een spel.

Terwijl Ripoll samen met de dansers een fijnzinnig portret schetst van de wereld als hang- en buurtplek, als een eeuwig feest in de nacht, waar vergetelheid hoogtij viert, krijgt de voorstelling zo ook een wonderlijke ondertoon, van perspectiefloosheid, van eindeloos wachten, of van het wachten hebben opgegeven. Een soort wezenloos gevoel dat eigenlijk in schril contrast staat met de energie van de voorstelling en dat ik uit het eerdere werk dat Ripoll in Nederland liet zien me niet zo precies herinner.

Foto’s: Renato Mangolin