Na Oerol, kondigt ook Over het IJ een kleinere editie aan. Het festival gaat terug naar acht dagen en schrapt onder meer het kenmerkende Zeecontainerprogramma. Over het IJ ziet zich hiertoe genoodzaakt wegens stijgende kosten. In een nieuwe opzet wil het festival nog meer focussen op het ondersteunen van opkomende makers en nieuwe locatietheatermakers.
Het festivalhart is terug op Over het IJ Festival! Dat is al heuglijk nieuws op zich. Dit jaar in samenwerking met restaurant Pllek, dat zelf ook voor een aangename en uitgebreide randprogrammering vol (live) muziek zorgt. Daar staan dit jaar de vertrouwde zeecontainers dan ook weer overzichtelijk bij elkaar.
Het Zeecontainerprogramma vormt al elf jaar een belangrijk onderdeel van het festival. Voor wie er nog onbekend mee is: zo’n voorstelling speelt in, op en/of rondom een zeecontainer, duurt maximaal vijftien minuten en is ontwikkeld door een bijna of zojuist afgestudeerde theatermaker. Je koopt er geen kaartje voor (dat systeem is sinds vorig jaar afgeschaft), op vertoon van een Over het IJ-polsbandje ben je welkom.
In juni hielden ze een maand elk weekend ‘open atelier’ op de Kop van Java-eiland, in het kader van FabCity. Daar ontwikkelden ze hun voorstellingen, die dit weekend in première gingen op de NDSM-werf. Over het IJ Festival vroeg tien jonge makers hun licht te laten schijnen op de (Europese) ‘stad van morgen’. Het festival vraagt de makers altijd om vanuit een overkoepelend thema te werken, maar dit jaar leek het explicieter vertegenwoordigd dan anders. De aanstormende theatermaker maakt zich zorgen, zo blijkt. Om de natuur, de veiligheid, het gebrek aan humaniteit, om elkaar.
En die uiteenlopende zorgen goten de makers in evenzoveel uiteenlopende vormen. Ik zag op één dag een dansvoorstelling, een mimeperformance, een ervaringsfilm, muziektheater en teksttoneel. Dat punt heeft de programmering alvast binnen.
In Huis | منزل van Elke Schouten wordt het publiek door een obsessieve en overbezorgde beveiligingsmedewerker in een keurige rij de zeecontainer in gedirigeerd. Haar voorstelling is een workshop rondom veiligheid: wanneer voelen we ons onveilig, waarom en wat kunnen we eraan doen? Wat blijkt al snel: we voelen ons onveilig als er iets vreemds zich voordoet, iets wat we niet kennen.
De bloedserieuze security-medewerker (een leuke rol van Lars Kommers) wordt echter zelf op de proef gesteld als een onbeduidend object (dat nog het best te omschrijven is als een wandelende kartonnen doos) in de zeecontainer infiltreert.
Schouten neemt in deze voorstelling de xenofobische samenleving die zich laat leiden door angst, vrolijk op de hak. Kommers betrekt het publiek er volledig bij. Resultaat: een miniatuur-feelgoodje met niettemin een navrant vertrekpunt.
Ook Vuil raakt aan de xenofobe maatschappij. Belle van Heerikhuizen, die anderhalve week geleden de ITs Ton Lutz Prijs won voor beste afstuderende regisseur, maakte een prachtige, intieme muziektheatervoorstelling met twee mannen: de oer-Hollandse Rocco van Loenen en de Syriër Abed Manla.
Van Loenen, gekleed als vuilnisman, neemt het publiek mee naar de plek waar hij alle afgedankte spullen bewaard. Daar doet Manla, vaak met behulp van Van Loenen, zijn levensverhaal. Hoe een leeuw in zijn geboorteland zichzelf tot koning kroonde. Hoe graag hij terug wilt naar dat land, maar pas als die leeuw er niet meer is. Ontroerend wordt het als hij met Van Loenen muziek gaat maken. Samen zingen ze Ik voel me zo verdomd alleen; Manla op Persische ud, Van Loenen op gitaar. En vervolgens ook een Arabisch lied.
Van Heerikhuizens boodschap is evident: muziek, of als je wilt: kunst, brengt mensen, hoe uiteenlopend ook, bij elkaar. De actuele en persoonlijke insteek van deze universele moraal maakt dat deze vijftien minuten zeecontainer je nog lang bijblijven.
Ja, het engagement bij de makers ligt hoog dit jaar. Performer Anastasiia Liubchenko maakte met Water een mimevoorstelling waarbij ze een toekomstige stad schetst die zonder drinkwater zit. In de documentaire video-performance NDSM-berg van Nicolai Boskoi wordt gefantaseerd over wat landschap met het temperament van een volk kan doen. En in de dansvoorstelling #Watnietweetwatnietdeert van Sine Forma wordt iedereen uit het publiek op het eind gevraagd een boodschap op te schrijven op een A4-tje. Die boodschappen vormen vervolgens uitgangspunt voor een dansimprovisatie tijdens de daaropvolgende voorstelling: zo houdt onze collectieve betrokkenheid en bezorgdheid deze voorstelling alsmaar in ontwikkeling.
En dan is er ook nog een theatermaker als Laura Vroom, die het engagement even laat voor wat het is, en zich tegoed doet aan frustraties, irritaties en ergernissen die ze de afgelopen jaren verzamelde. In Sauerkraut is ze de personificatie van al die ellende. ‘Ik ben de kriebel in uw keel. Ik ben de slappe koffie op uw begrafenis. Ik ben Donald Trump. Ik ben de naaldboom in de tuin.’ In een vijftien minuten durende tekstuele opsomming komen allerlei gradaties van ergernissen voorbij: van kleine, futiele, banaliteiten tot grote, existentiële vragen. Mooi hierin is de lijn die Vroom doormaakt. Niet alleen ergernis en woede, maar ook plezier, schamperheid en onzekerheden stipt ze subtiel aan.
Zo blijkt maar weer waar ergernissen al niet goed voor kunnen zijn.
Kijk hier voor de reportage van Het Vlaamse kunstkritiekcollectief De Zendelingen over de containervoorstelling van Marieke Dermul.
Foto: #Watnietweetwatnietdeert – Sine Forma