Kleine Lien wordt negen. En zoals ieder jaar op zijn verjaardag mag hij één wens doen. ‘Dat papa terugkom’, fluistert het jochie. Samen met zijn moeder ‘Maamie’ en grote broer Lien woont hij op het woonwagenkamp. Het is een veilige haven, een bubbel, daar is het zij tegen de burgerij. Totdat Lientje opmerkt anders te zijn, omdat hij best goed kan leren. In Zanger zonder volk, de derde productie van theatermaker Giovanni Brand bij Likeminds, laat hij zien hoe de drang naar meer, een leven buiten het kamp, een gezin uiteendrijft.

Een woonwagen op een draaischijf staat centraal opgesteld op het NDSM-terrein in Amsterdam-Noord. De constructie (scenografie: Man met de Hamer) fungeert als huis op wielen, waarbinnen het verhaal zich ontvouwt. Op ingenieuze wijze draait het bouwwerk, dwars doormidden gehakt zodat het zicht biedt op het interieur – wit leren bank, smoezelig kleed, veel gouden details – 360 graden om zijn as. Het zorgt ervoor dat het publiek geleidelijk wordt ondergedompeld in de belevingswereld van Kleine Lien (vertolkt door Brand) en zijn familie: Roma, woonachtig op een woonwagenkamp dat door de gemeente dreigt te worden afgebroken.

In de eerste scène katapulteert actrice Janneke Remmers (Maamaatje Janie) het publiek naar Lientjes negende verjaardag. De dag dat ze de ‘eerste rode streep’ opmerkt in de mooie blauwe kijkers van haar zoon, waarmee hij alles afkeurt dat zij, een analfabeet, en broer Lien, laaggeletterd, doen. Remmers’ spel is vurig, haar zinnen slaan in als bb gun kogeltjes: tak, tak, tak. Remmers reageert al voordat haar tegenspeler een antwoord heeft geformuleerd.

De teksten, geschreven door Brand, vormen een aaneenschakeling van niet-bestaande woorden, afkortingen en spreekwoorden die net iets anders klinken dan je ze op school leert. Er zitten parels tussen. Neem de uitspattingen van Maamie: ‘Doe nie zo sikkeleneurig’ en ‘Kappe met dat gejankebalk.’ Of Grote Lien, daadkrachtig neergezet door Matthijs IJgosse, die zich regelmatig opfokt: ‘Je mot niet lachen nu, want dan maak je me heet als peper.’ De woede giert door zijn lichaam: gebalde vuisten, bakvisogen, strakke kaaklijn. Hij jaagt je de stuipen op het lijf met zijn gouden hartje. Het is een jongen die eerst doet en dan pas denkt.

In een fraaie regie van Lynn Schutter laten de familiaire situaties het publiek soms gieren, soms snikken. Wanneer Grote Lien zijn jongere broertje ‘sensuele voorlichting’ geeft, gebeurt dat zittend tegen de keukenkastjes. Een Playboy wordt tevoorschijn getoverd, foto’s van borsten worden in zijn gezicht geduwd. Samen trekken ze zich naar een hoogtepunt. Of het lied over een ‘vlieder’, dat op een kwetsbare manier verwoordt hoe Kleine Lien via taal ‘erbij wil horen’, zichzelf tot vervelens toe toespreekt: ‘Het is vlinder. Geen vlieder. Vlinder, vlinder, vlinder.’

Wanneer Brand zijn strot opentrekt om een lied te zingen, is het feest. Zijn volkse stemgeluid klinkt door in ieder nummer, of hij nu hoog uithaalt of de lyrics ingetogen over zijn lippen laat vloeien. De muziek van producer Kauwboy en het sounddesign van Hélène Vrijdag benadrukken de volkse sfeer, die doorklinkt in de opnamen van verschillende instrumenten, waaronder de doedelzak, draailier en het accordeon. Naast zijn stem beschikt Brand ook over losse heupjes. Hij danst een sexy salsa, twerkt met zijn billen, laat het publiek meezingen en zwaaien. Dit alles gebeurt in trainingspakken en glitteroutfits (een ontwerp van Michelle Cornelissen), die een mooi beeld schetsen van het leven op het kamp.

In de voorstelling zijn het de chronologisch opgevoerde verjaardagen van Kleine Lien en diens drang naar leren – we volgen hem van zijn negende tot aan zijn achttiende levensjaar – die het gezin langzaam uit elkaar drijven. Want Lientje wil meer, en ‘zij’ kunnen dat moeilijk begrijpen. Bovendien is hij steeds nieuwsgieriger naar zijn vader, waarover angstvallig wordt gezwegen. ‘Dat papa terugkom’ prevelt hij ieder jaar opnieuw bij het uitblazen van de kaarsjes. Het maakt Zanger zonder volk tot een ontroerend, liefdevol verhaal over anders zijn, maar toch ergens bij willen horen. Op talig niveau is het een goudmijn. De teksten zijn om in het hart te sluiten. Een beetje zoals de gouwe ouwe van André Hazes. Je weet wel: léven. Met een lach en een traan. Voelbaar van je kruin tot in je kleine tenen.

Foto: Moon Saris