Op het podium staat vooraan in het midden een goudgekleurde waterfles. De belichting geeft de plastic fles een zweem van rijkdom. Een vrouw komt op, blijft stilstaan bij de fles, kijkt een tijd naar het publiek. Dan neemt ze de fles en drinkt gretig. Een man komt in haar buurt, haalt diep adem en begint met zijn armen te draaien achter zijn rug. Zijn ogen twinkelen, en hij keert zich met armen en benen binnenste buiten, ondersteboven. Hij spot als het ware met de grenzen van menselijke anatomie. Later zal hij als een slangenmens het publiek nog meer verwonderen. Ook hij wil water, en de volgende man ook, en daarna vecht de hele groep om een slok. Water is nu eenmaal noodzakelijk.

Yé! is de titel van deze spectaculaire productie van het Guinese circustheater, het betekent ‘water’ in de Sousou-taal, en is ook de kreet waarmee de dertien dansers elkaar aanmoedigen, uitdagen en opzwepen. De vloer ligt bezaaid met platgetrapte plastic waterflessen. Waar is er water? Zodra iemand een flesje bemachtigt met een bodempje water, wordt die van alle kanten bedreigd. Gebrek aan water dreigt, er wordt om gevochten, met veel, heel veel bravoure.

Fysieke huzarenstukjes volgen elkaar in rap tempo op. De strijd om water wordt een battle om het meest te imponeren. Met salto’s, voor- en achterwaarts, dubbel en vierdubbel, met sprongen, met haantjesgedrag, maar ook met relativerende humor. Groepjes vormen zich, van vier-mensen-hoog. Drie mensenzuilen die elkaar uitdagen, naar voren vallen en direct klauteren naar nieuwe lichamelijke constructies, waaruit als gensters de lichamen de lucht in spetteren. Duizelingwekkende luchtpiramides wisselen af met hiphop en acrobatische liften.

Ze doen alles puur met lichaamskracht, hebben geen springplanken en touwen nodig. Ze stunten van ‘luchtjonassen’ naar headspins, naar volgende acts die vele oh’s en applaus uitlokken. Je kunt als toeschouwer niet anders dan je bewondering laten blijken voor deze prestaties van lichaamskunde en -kunst.

Nog meer respect heb je voor deze dansers/acrobaten als je weet dat hun kunsten het resultaat zijn van een sociaal project in Conakry, de hoofdstad van Guinee, om straatkinderen op te vangen en groot te brengen. Nu ze tussen de 18 en 30 zijn, laten deze 13 opgegroeide straatkinderen zien wat ze allemaal kunnen. Onder hen zijn maar twee vrouwen. Voor meisjes is moeilijker om tot de rondtrekkende groep te horen, omdat ze instaan voor de zorg van de thuisfamilie. Maar in deze voorstellingen tonen ze hun girlpower. Ze dagen de mannen schreeuwend uit en doen zeker niet voor hen onder.

Onder al dat lichaamsgeweld dreigt toch steeds een gebrek aan water. Raak zijn dan ook de scènes van stilte, van dreigend ongeluk in de schaduwbeelden met tableaux vivants. De lege en platte plastic flessen geven de vervuiling aan. Maar ook met die rommel kan gespeeld worden, ook uit afvalhopen kan gesprongen worden, ook daaruit kan veerkracht geput worden.

Waar in de hele voorstelling elektronische muziek de bewegingen stuwt, laat exploderen en daarna vertraagt, zorgt tegen het einde het getrommel met lege flessen tegen elkaar voor een energetisch ritme. Iedere danser kan, met de klappende groep achter zich, nog met zijn kunsten en humor pronken, en applaus oogsten. De slangenmens steelt natuurlijk de show. De groep straalt zo veel opwekkende en aanstekelijke energie uit. Zo veel leven. Daar heb je water voor nodig.