De Vlaamse choreograaf Benjamin Vandewalle is gefascineerd door het gegeven waarneming. In zijn laatste voorstelling gaat hij dan ook aan de haal met het lichaam, camera’s en projecties. Het onderzoek in Point of view is interessant, maar of het theater de beste plek is voor dit choreografische vormexperiment is serieus de vraag. Een danser beweegt, […]
Smaken kunnen verschillen. Zeker wat betreft beeldende kunst. Aan het begin van X-on van Ivo Dimchev plaatst een museumgids (Veronika Zott) twee kunstwerken op twee vierkante zuilen, die bij de CREA niet eens een plaatsje in de etalage zouden verdienen: een witte doos met twee hendels en iets wat nog het meest in de buurt komt van een versteend stuk uitgerolde darm.
Toch, zo legt de gids ons en twee apathische toeristen (Yen Yi-Tzu en Christian Bakalov) geduldig uit, is dit het werk van de wereldberoemde Oostenrijkse Franz West, die onlangs de Gouden Leeuw van de Biënnale van Venetië won voor zijn complete oeuvre. West is een maker van publieksvriendelijke hulpstukken (Paßstücke), alledaagse voorwerpen verpakt in gaas en gips waar de kijker zelf mee mag spelen.
Ondanks de vele aanmoedigingen van de gids zijn de twee toeristen argwanend. ‘Hoe bedoel je, we mogen met de kunstwerken spelen?’ wil de man weten. ‘Wat gebeurt er als we het per ongeluk stuk maken?’ vraagt de vrouw. Wanneer de vrouw vervolgens toch de doos oppakt en op haar hoofd zet, wordt de scène van een beetje vreemd ronduit bizar: de gids en de mannelijke bezoeker raken verwikkeld in een imaginair vuurgevecht. De gids laat daarbij het leven. De vrouw grijpt de mogelijkheid aan om zichzelf op de foto te laten zetten naast het lijk en een van Wests Paßstücke.
Maar, het kan nog raarder: Ivo Dimchev maakt als Lili Händel, een personage dat hij in 2004 creëerde, zijn entree. Een personage zoals Lili zie je niet vaak. Met een kaalgeschoren kop, dikke rode lipstick, op hakjes en in een string versierd met parelkettinkjes, trekt hij alle aandacht naar zich toe om die pas aan het einde – zo’n zeventig minuten later – weer los te laten. Ook zijn drie tegenspelers, expres neutraal en emotieloos, worden meegezogen in zijn aanstekelijke gekte. Niet veel later zullen ze terugkeren als Lili Händel-kopieën, in hetzelfde tenue, lijdzaam wachtend tot Lili ze weer aanstuurt voor een volgend muzikaal intermezzo.
Lili Händel is, hoe kan het ook anders, de drijvende kracht van de voorstelling. Of hij nu het publiek onderwijst hoe je een dialoog kunt aangaan met de kunstwerken van West (‘Het hoeft niet origineel te zijn’) of, schijnbaar ter plekke, bloed uit zijn aders over zijn lichaam spuit, alles doet hij met dezelfde intense gedrevenheid. ‘Ik ben niet zomaar een hoer, of een vreemd sujet. Ik ben zelf een work of art,’ zegt Lili al bij haar introductie. Daar moet je haar gelijk in geven.
Toch blijkt ook Lili niet helemaal opgewassen tegen een stuk zonder duidelijke opbouw – het is meer een verzameling acts – en een speeltijd die een dik kwartier te lang is. De objectieve blik van een dramaturg had daar wellicht bij geholpen.