Het affiche is een portret van een man met een markante, uitbundig getatoeëerde kop die ons recht in de ogen kijkt. ‘Fuck you’, zegt de tattoo op zijn voorhoofd. Maar zijn blik is veel zachter. Uitnodigend, bijna. Het is een indrukwekkend beeld, dat hoge verwachtingen wekt.
Tijdens de voorstelling komt André – zo heet hij – twee keer eventjes op. Beide keren rijdt hij rondjes op zijn scootmobiel en zegt ‘fuck you!’, tegen niemand in het bijzonder. De tweede keer steekt hij ook zijn beide middelvingers op.
Zou hij nog iets meer te melden hebben? Wat is André’s verhaal? Waarom draagt hij die tekst op zijn voorhoofd, als hij zo anders kijkt? Work Work Work Work Work, dat zaterdag in Tryater in première ging, geeft geen antwoord op zulke vragen. Dat is het centrale probleem van deze voorstelling.
Hij is gemaakt door Karel Hermans, Aukje Schaafsma en Tatiana Pratley, drie jonge makers die opereren onder de naam Skoft&Skiep. Het collectief is een van de drie satellyten van Tryater, die steun krijgen van het vermaarde Leeuwardse speelhuis annex ensemble in de vorm van ‘expertise, ruimte en materiaal’.
Skoft&Skiep maakt sinds enkele jaren voorstellingen met niet-professionele spelers. Work Work Work Work Work is gemaakt met de inwoners van Heechterp-Schieringen, een wijk in de Friese hoofdstad die te boek staat als de armste van Nederland. De ambitie van het Skoft&Skiep-trio valt te prijzen. Maar Work Work Work Work Work maakt ook duidelijk hoe moeilijk het is om met een grote groep amateurs goed theater te maken.
‘Skoft&Skiep bestudeert de wereld als amateur-antropoloog en maakt voorstellingen met een documentair en beeldend karakter’, zo omschrijft het trio zijn werkwijze. Work Work Work Work Work gaat over – de naam zegt het al – werkeloosheid: heel veel inwoners van Heechterp hebben geen werk. Wat Skoft&Skiep laat zien is vooral hoe bureaucraten zulke mensen plegen dood te knuffelen, zonder dat er één echte baan bij komt.
Dat is niet des Heechterps, dat gaat zo in alle ‘prachtwijken’ van Nederland. Maar in al die wijken wonen evengoed individuen zoals André, die op hun eigen individuele wijze omgaan met armoede en werkloosheid. Dat is veel interessanter materiaal dan het proces van vruchteloos solliciteren, van eindeloos in de rij staan voor een eindeloze reeks loketten.
Theatermakers die zo’n gemeenschap willen portretteren met de leden daarvan moeten een zekere afstand bewaren. Zij zullen manieren moeten vinden om amateurs, die meestal nog nooit op een podium hebben gestaan, daar iets te laten doen dat betekenis heeft, dat indruk maakt op het publiek.
In Work Work Work Work Work zijn de spelers vaak niet te verstaan. Ook hun lichaamstaal en beweging over het podium is vaak klungelig en onduidelijk. Overgangen verlopen traag en rommelig. Het trio van Skoft&Skiep rent van hot naar haar tussen de spelers door, corrigerend, aansporend en af en toe zelf een rolletje spelend.
In het begin blijft vrij lang onduidelijk wat Skoft&Skiep ons wil vertellen, wat het precies wil laten zien over Heechterp-Schieringen. Jonge zwangere vrouwen komen op in glitter-outfits. Fraai uitgelicht staan zij een tijdje onder een langzaam ronddraaiende mobiel. Het is een mooi beeld, maar daar blijft het bij.
Op zeker moment komt een omvangrijk koor op. Het zingt een lied, en transformeert dan samen met de overige Heechterpers op het podium in de overvolle wachtkamer van een van die vele bureaucratische verschaffers van nepwerk. Voor mij was dat het hoogtepunt van de voorstelling, een van de weinige werkelijk theatrale momenten.
Het publiek vond het prachtig. Maar dat bestond voornamelijk uit Heechterpers, die naar hun eigen buren, vrienden en familieleden kwamen kijken. Een voorstelling als Work Work Work Work Work krijgt pas betekenis buiten die kring als hij de verborgen schat in die mensen, in die individuen, naar boven brengt. Die is er namelijk altijd, ook in mensen die arm zijn, en werkloos.
Foto: Moon Saris