I Started A Secondhand Shop With All The Things I Told You When I Was In Love gaat ten onder aan vele ideeën **
Voor de nieuwe voorstelling van Dood Paard gingen de makers bij hun moeders te rade. Hun interpretaties van Homerus’ Ilias leiden tot een verpletterend mooie voorstelling over oorlog, patriarchale onderdrukking en de manier waarop we verhalen vertellen.
De Trojaanse Oorlog. Nogal een platgetreden pad, niet? Alleen al het vorige seizoen hadden we twee grote spektakelstukken op basis van de beroemdste oorlog uit de literatuurgeschiedenis, de één een stuk geslaagder dan de ander. Maar zelfs in het bejubelde Trojan Wars was nog ruimte voor verbetering op het vlak van de vrouwenrollen, die weinig afweken van de passieve bijrollen die ze door Homerus en zijn tijdgenoten werden toegedicht.
Om Helena, Hekabe, Briseïs, Andromache en Cassandra eens wat meer agency te geven, vatte Dood Paard het plan op om een nieuwe tekst te schrijven, geïnspireerd op gesprekken met hun moeders. Hoe keken zij naar de vrouwelijke personages? Op basis van de uitwisselingen schreef Tiago Rodrigues, die al eerder met de groep samenwerkte, een verpletterend mooie tekst waarin de patriarchale manier waarop we verhalen plegen te vertellen op verschillende manieren ter discussie wordt gesteld.
Na een gezamenlijk begin nemen Alesya Andrushevska, Tomer Pawlicki, Manja Topper en Kuno Bakker een voor een het woord om de inzichten van hun moeders met het publiek te delen. Daarbij lopen persoonlijke herinneringen en literaire analyse dwars door elkaar, waardoor de fictieve oorlog meteen tastbaar en menselijk wordt gemaakt. De vergelijking met de Russische invasie van Oekraïne is daarbij onontkoombaar en wordt door de aanwezigheid van de Oekraïense Andrushevska nog eens onderstreept.
Niet dat haar moeder letterlijk naar de oorlog verwijst – in plaats daarvan memoreert Andrushevska hoe haar moeder haar als kind over het belang van woorden toesprak (‘Words are our only hope when actions destroy the world as we know it. So, speak out, my beauty. Become a woman who speaks.’). Het poëtische begin zet de toon voor de verhalen van de andere moeders, die allemaal een eigen invalshoek hanteren, en allemaal een verschillend personage als uitgangspunt nemen.
De moeder van Pawlicki is bij voorbeeld in eerste instantie terughoudend, omdat ze niet ‘te veel bij het verleden wil stilstaan’, maar gaat ermee akkoord om de Ilias samen met haar zoon te lezen, als een soort boekenclub. Het leidt tot een scherpe herschrijving van de rol van Andromache, die woedend tegen Hektor uitvaart omdat hij de oorlog boven haar en hun zoon verkiest. Waarschijnlijk, zo zegt Pawlicki’s moeder terwijl hij noteert, is dit precies wat Andromache heeft gezegd, maar heeft de man die het opschreef niet goed naar haar geluisterd.
Zo wordt langzaam de hoofdvraag van de voorstelling duidelijk: als we verhalen over oorlog steeds alleen maar vanuit het mannelijke perspectief vertellen, welke ideeën over oorlog houden we dan in stand? Zou de wereldgeschiedenis er anders uit hebben gezien als het vrouwelijke perspectief meer centraal had gestaan? Het ijzersterke van de tekst is echter ook dat dit andere perspectief niet meteen heilig wordt verklaard. De stellingname van Andromache is immers ook egocentrisch: als Hektor niet gaat vechten tegen de soldaten die alles komen platbranden, blijven de mensen die niet kúnnen vluchten weerloos achter (dat de scène aan een beeld wordt verbonden van een Oekraïense soldaat die zijn familie op de trein zet, maakt het dilemma nog duidelijker, gezien de massagraven en martelkamers die nu in van de Russen bevrijde gebieden worden aangetroffen).
Wat ook erg mooi is aan de insteek van Women in Troy, as told by our mothers is de liefde tussen moeder en kind die uit ieder gesprek spreekt. Zowel Bakker als Topper hebben hun moeder verloren, en allebei geven ze een eigen draai aan de opdracht: Bakker wordt op onvoorspelbare momenten soms nog door zijn moeder bezocht en kon zo een gesprek met haar aanknopen, en Topper stelt zich in een ontroerende scène eenvoudigweg voor wat haar moeder zou kunnen hebben gezegd. Ook hun gesprekken leveren zo prachtige nieuwe inzichten op: van de kracht van Cassandra als iemand die ons van het kwade probeert te behoeden, tot een beeld van vrouwen die de haat voor de vijand het langst bij zich dragen, omdat ze er niets mee kunnen behalve het begraven van hun zonen, vaders, geliefden.
De lichte toets die de acteurs hanteren in het vertellen van de verhalen werkt ontwapenend. Women in Troy, as told by our mothers snijdt grote thema’s aan zonder dat ooit de connectie met het menselijke uit het oog wordt verloren, en laat zo inhoud en vorm naadloos samenvallen.
Foto: Sanne Peper
Mooie recensie maar vermelding van het veelkleurige kleed waaraan maar geen einde komt als metafoor voor de eindeloze stroom oorlogen was op haar plaats geweest.
Interessante lezing! Ik las het kleed positiever, aangezien de acteurs er zelf aan breien, als een metafoor voor onlosmakelijke onderlinge verbondenheid én als een verwijzing naar het clichébeeld van de vrouw die thuisblijft als haar man/zoon/vader naar de oorlog is (waarbij het geestig is dat het kleed er bij Topper en Andrushevska perfect uit ziet en bij Pawlicki en Bakker vol losse draden zit).