Een spiegeltje en een pistool: misschien zijn dat wel de twee spannendste attributen die Winnie uit Happy Days (1961) van Samuel Beckett uit haar handtas tevoorschijn haalt. In dit stuk, door hemzelf omschreven als ‘Female. Solo’, zit een vrouw gevangen in een zandheuvel, eerst tot aan haar middel, daarna zien we alleen nog haar hoofd. Die handtas vormt haar wereld, haar universum. (meer…)
Ja, de hippies. Die waren heel vrij met seks en zo. Maar daarna dutte de boel toch weer in en werd seks wederom een stiekeme bedoening in donkere slaapkamers. De jonge Nederlandse en Vlaamse acteurs van Kamp Kalf vinden dat zonde en hebben het op zich genomen ons te bevrijden.
Die bevrijding vindt plaats in een soort zomerkamp met vier tenten rond een middenpleintje. Bij binnenkomst beantwoorden we via een looproute verschillende vragen: Knip je je schaamhaar wel eens? Ben je wel eens bedrogen? Als het antwoord ja is, ga je de ene kant op, als het nee is de andere. Tot je bij een van de naakte leden uitkomt die je een welgemeende knuffel geeft en een naambordje met je naam erop.
Dan mag je een van de vier tenten kiezen waar de spelers zich vervolgens een voor een melden. Joost doet dat met een schaaltje meloen en een serie gênante persoonlijke seksverhalen – ik heb hem beloofd daar niet buiten de tent over te spreken dan wel te schrijven. Annelies brengt een hoorspelvertolking van een onhandig avondje seks ten gehore, die we vervolgens mogen meedoen. En dan is er nog een Erotisch Dictee der Nederlandse taal: ‘Ik kreunde, manoeuvreerde de jonge hinde in een alternatieve opstelling en porde mijn frigide schacht in de vochtige vagijn van de eerdergenoemde koningspage.’ Vervolgens worden we weer naar buiten gemanoeuvreerd en volgen er nog een paar korte acts op de binnenplaats, waaronder het ver plassen vanaf een ladder en een sirtaki met vrolijk wapperende mannelijke onderdelen.
Leuk aan With happy end, zoals de performance heet, is dat de spelers volkomen ongedwongen en open en bloot rondlopen, gênante verhalen vertellen en van ladders plassen. Veel meer hebben de acts ook niet om het lijf en het giechelgehalte is hoog. Muziek maken door op met sensoren beplakte borsten te slaan of je piemel door een touwtje te halen, zodat iemand anders ermee kan wapperen, vragen om gegeneerd gegiebel.
Dat is meteen het grote probleem van With happy end. Dat gegiechel komt vooral uit de gêne die Kamp Kalf zegt te willen bestrijden. Maar de kans om vanuit de acts diepere vragen te stellen over waar die gêne dan vandaan komt en hoe we die te lijf kunnen gaan, grijpt de groep niet. Net zo min als de mogelijkheid om het ongemak dat echt verborgen blijft in onze slaapkamers eens bij de haren te grijpen om het uit de slaapkamer naar buiten te sleuren en tussen de tenten in het volle licht te zetten.
‘Gevaarlijker dan dit wordt het niet, hoor,’ stelt een van de spelers ons gerust als we bij aanvang een naakte knuffel hebben gekregen. Dat klopt inderdaad en daarom blijft With happy end een theatraal equivalent van schoolkinderen die ‘piemel!’ brullen en daar dan heel hard om moeten gniffelen. Het publiek wordt – ondanks de naambordjes – nooit persoonlijk aangesproken en we kunnen ons dus in de massa en achter wat gegiechel verbergen.
Heel even lijkt de voorstelling dat te willen doorbreken. We krijgen demonstratiebordjes in de handen gedrukt die schreeuwen dat wij niet langer onzeker zijn over onze lijven en over de seks en we worden richting uitgang gedirigeerd. De straat op, denk je dan, om buiten het theater onze bevrijding te tonen. Maar dat durft Kamp Kalf dan weer niet en we lopen braaf een rondje door de gang van het theater. Ja, hallo. Als de goeroes zelf niet eens zodanig zijn bevrijd dat ze naakt naar buiten durven (en dan hoeven ze nog niets eens leuzen schreeuwend op de Dam te copuleren) wat moeten we dan van ze leren?