Éen: ijsjes. Twee: watergevechten. Drie: laat opblijven en dat je dan tv mag kijken. Vier: De kleur geel. Het begin van een lijst, die alsmaar groeit. Elk klein genot dat het leven te bieden heeft, mag er op. Deze lijst vormt de fundatie voor Every Brilliant Thing, een tekst van de Britse schrijver Duncan Macmillan, nu in regie van Erik Whien bij Het Nationale Theater. (meer…)
Zes meiden hebben ‘iets’ achter de rug van de leraar gedaan en moeten daarom schoolblijven. Maar wat doe je als de leraar geen toezicht houdt? Om de tijd door te komen ga je je vermaken met wat er is: jezelf, elkaar en de omgeving. Maas maakte van dat gegeven een muzikale dansvoorstelling.
De Rotterdamse jeugdtheatergroep Maas verenigt Max., Siberia en De Meekers. De groep is in het theatergebouw van het betreurde Onafhankelijk Toneel getrokken en vult dat met uiteenlopende voorstellingen. Van Wild thing bijvoorbeeld. Choreograaf Arthur Rosenfeld van voorheen jeugddansgroep De Meekers maakte de voorstelling die nu op tournee gaat. Eerder nam City of dreams het publiek mee door en om het gebouwencomplex, kort daarna ging Cash in première, van schrijver-regisseur Floris van Delft. Het OT-gebouw bruist gelukkig weer.
Wild thing is gemaakt voor kinderen van zes jaar en ouder. De verhoudingen zijn duidelijk: tegenover de bestrafte meisjes staat een ouderwetse leraar. Ook de school komt in onze ogen nogal conservatief over: de meisjes dragen schooluniformen met dasjes. Ze kijken voorzichtig door het sleutelgat en als de kust vrij is gaan ze los, in de vorm van dansen, zingen, gillen en drummen. De vloer, het schoolbord, een drinkflesje en een stoel, overal kun je geluid uithalen. Logisch, dat is wat je kunt doen als je de tijd wilt doden.
Net zoals in ghetto’s en sloppenwijken (en vast op meer plaatsen) is verveling een goede voedingsbodem voor zelfexpressie. Het bewegingsmateriaal van Wild thing, met veel enthousiasme uitgevoerd door zes pittige en sterk verschillende danseressen, verwijst daar ook naar: elementen van hiphop en gumboot dancing komen regelmatig terug.
Het uitgangspunt is krachtig en helder, maar op zoek naar afwisseling laat de choreograaf nogal wat uit de lucht vallen. Een basketbal (letterlijk), stokken, staarten voor een dierendansje, kussens voor een kussengevecht, een elektrische gitaar voor muzikante Helene Jank.
De acts zijn sterk: er wordt vaardig gebasketbald, getwirld, gezongen en gitaar gespeeld, maar de erbij gesleepte elementen zijn dramaturgisch een zwaktebod; ze maken van een voorstelling met een duidelijk uitgangspunt een aaneenschakeling van kunstjes die ten koste gaan van de profilering van de meisjes ten opzichte van elkaar.
Het flauw geplaybackte rocknummertje buiten beschouwing gelaten zijn het goeie kunstjes, dat wel. De kinderen van de scholen uit de buurt kijken stil en aandachtig en smullen van de skills van de danseressen. Die worden beloond met zuchten en kreetjes van ontzag.
Foto: Phile Deprez