In de dansvoorstelling Wienaamik onderzoeken zes performers met Afrikaanse, Surinaamse en Antilliaanse roots wat het betekent om een achternaam te hebben die verwijst naar de slavernijgeschiedenis.

De performers hebben namen: Kevin Croes, Sigourney Henning Limoen, Ciara Hiwat, Chandrion Koeiman en Chivano de Mee. Maar ceremoniemeester Darren Faerber stelt hen aan het publiek voor als kandidaat 1 tot en met 5. Als ze in beweging komen gaan de in donkere kleren gestoken dansers in eerste instantie op in een collectief. Op het tamelijk duistere podium bewegen zij zich naar de her en der oppoppende cirkels van licht. Hun bewegingen zijn zwaar, naar de grond gericht en worstelend. Gebogen ruggen en een wringende motoriek suggereren dat deze groep een zware last meetorst.

Bewegend in het spotlicht worden ook de verschillen tussen de dansers zichtbaar, in hun bewegingstaal en in het individuele verhaal dat zij inbrengen. Het krachtigst is dat te zien in de solo van Ciara Hiwat, bij wie de emoties rechtstreeks uit het lijf lijken te stromen. Organisch laat de danseres verschillende hiphopstijlen en hedendaagse theaterdans samensmelten, in een dans waarin existentiële struggles het uiteindelijk afleggen tegen strijdbaarheid en hoop.

De gedanste verhalen zijn door Henry O’Tawiah ingekaderd in de vorm van een quiz, die met schwung gepresenteerd wordt door Darren Faerber. ‘Zien ze er niet goed uit? Zou je ze niet willen meenemen?’ vraagt de MC, bij het voorstellen van de ‘kandidaten’. Met een cynische verwijzing naar de slavenhandel maakt hij de grap af: ‘Dat kan dus niet meer.’

Soepel interacterend met het publiek brengt Faerber lucht in de voorstelling. Tussen neus en lippen door geeft zijn spreektekst context en informatie. De makers willen graag uitdragen dat het sinds 2024 wettelijk mogelijk is om kosteloos een familienaam te wijzigen, als deze terug te voeren is op het slavernijverleden. Hoe droog dat ook klinkt, Faerber brengt het op een humoristische manier, terwijl hij de dilemma’s die samenhangen met zo’n ingrijpende keuze met een persoonlijke toets over het voetlicht brengt.

Over licht gesproken: het lichtontwerp van Ingeborg Slaats speelt een belangrijke rol. Naast de al genoemde spotlichten – die te interpreteren zijn als de plek waar de performers zich bevinden, in het hier en nu – verschijnen er ook regelmatig rechthoekige banen op de vloer: als een pad dat bewandeld is of nog bewandeld moet worden. Opmerkelijk zijn de kronkelige lijnen op de grond geprojecteerd, lijnen die uiteindelijk evolueren naar een soort stambomen, compleet met een wirwar van namen.

Bij het nagesprek wordt duidelijk dat het hier gaat om zogenaamde genogrammen, waarin naast afstamming ook relaties en persoonlijke gegevens van meerdere generaties zijn opgenomen. In de voorbereiding van Wienaamik zijn de performers in gesprek gegaan met therapeuten van Expertisecentrum Transculturele Therapie, en dat leverde onder meer die genogrammen op.

Alle performers en alle aan hen gekoppelde therapeuten nemen op het podium plaats voor het nagesprek, dat mede door het grote aantal gespreksdeelnemers aanzienlijk langer duurt dan de voorstelling zelf. Uit de conversatie wordt duidelijk dat de therapeutische insteek de makers geholpen heeft bij het maken van de productie en bij hun persoonlijke ontwikkeling. Dat is behartigenswaardig. Maar persoonlijk vind ik dat zo’n topzware nabespreking afbreuk doet impact van de voorstelling.

Foto’s: Alma Tabernero