Vier acteurs. Twee echtparen. Het oudste heet Martha en George, het jongste Honey en Nick. Een explosief kwartet. Huwelijkshaat en liefdespijn, daar gaat het over. De noodlottige onontkoombaarheid van wederzijdse afhankelijkheid. Elkaar wegtreiteren en smeken te blijven. Maar Who’s afraid of Virginia Woolf?, het onbetwiste meesterwerk van Edward Albee uit 1962, heeft nóg een dimensie: beide echtparen hebben een traumatische ervaringen met een kind. Martha en George zijn kinderloos en voeren al een leven lang het theaterspel op dat ze wél een kind hebben. En Honey had een schijnzwangerschap.

In de briljante, razend knappe en ongemeen schitterende versie die Dood Paard van Virginia Woolf  geeft, domineert een zwart-wit foto van een pasgeboren kind het toneelbeeld. Het hangt daar roerloos. De vier acteurs nemen telkens een hoek van de speelvloer in. Dat is hun aanvalspositie. In elke eerdere voorstelling van Virginia Woolf die ik zag, speelden banken en crapauds een cruciale rol. De acteurs hingen, zaten, lagen op het meubilair.

Bij Dood Paard begrenst een rij stoelen onopvallend de achterzijde van de speelvloer. Als de spelers niet in de scène staan, dan nemen ze daar plaats en lezen een boek of volgen het spel. Juist dat spel frontaal op het publiek, rechtop staand, zonder de bescherming van enig meubilair is al een waagstuk op zich. De Martha van Manja Topper is gekleed in een felrode jurk waaraan ze voortdurend met zenuwachtige vingers plukt. Meisjesachtig trekt ze de jurk aan de zoom op. Dan strijkt ze de stof glad en verandert het verleidingszieke meisje in een krijsende, kijvende bitch. Plots fluistert ze weer als ze haar echtgenoot George (Kuno Bakker) voor zich wil winnen. In een onvoorstelbare energieke beweeglijkheid neemt Topper elke seconde een andere houding aan. Daarmee overheerst ze het spel, althans, schijnbaar.

Want wis de George van Kuno Bakker niet uit: heerszuchtig, rationeel, onverbiddelijk en tergend tot het uiterste incasseert hij de aanvallen van Martha met een superieure glimlach op de lippen. Aanvankelijk acteren zij vanaf het eerste plan en nemen Gillis Biesheuvel als Nick en Naomi Velissariou als Honey het tweede plan in. Maar in tegenstelling tot veel eerdere vertolkingen is de Nick van Biesheuvel net zo levensgevaarlijk als George. Geen verlegen schutteraar maar iemand die op het juste moment tegenkracht biedt, zodanig dat hij als hij wil George zo wegblaast.

En dan is er de Honey van Naomi Velassariou, een personage dat veel te verduren krijgt, van vernedering tot brute intimiteit. Dat zij aan het slot op engelachtige, onaardse wijze aan alle strijdlust ontstijgt is van een ongeëvenaarde zuiverheid.

Deze voorstelling is een herneming uit 1994, uit de begintijd van Dood Paard. Wat opvalt is dat de hele Virginia Woolf aan bod komt, zelfs het laatste deel dat de vorm heeft van een religieuze duivelsbezwering compleet met Latijnse mismuziek. In het midden van de speelvloer staat de dranktafel, bekroond met een bos bloemen. Aan het slot dienen de gele bloemen, leeuwebekjes, eerst als liefdesboeket dat George aan Martha geeft. Maar hij transformeert de bloemen tot grafbloemen door ze op de vloer te leggen, als op een zerk. Dan begrijpt de toeschouwer opeens: de drank en de bloemen staan in verhouding tot de dode ofwel afwezige kinderen. Daaruit vloeit alle drankzucht voort. Een treffende vondst is dat er geen glas of fles zichtbaar is op het toneel. Elk realisme in dat opzicht is uitgebannen, en ook dat is een briljante vondst. Geen getinkel met ijsblokjes in whiskyglazen. Drinken is een abstractie. En toch drinkt het publiek mee.

Deze Virginia Woolf is hartverscheurend knap. Een tragedie die al zo vaak is gespeeld toont bij Dood Paard echter een gloednieuwe, verpletterende kracht alsof het de wereldpremière is, 13 oktober 1962 op Broadway. Zo schokkend moet het geweest zijn. En ongetwijfeld volgen meer uitvoeringen, zeker in het reguliere circuit. Laat deze Dood Paard-versie voor alle toekomstige Martha’s, George’s, Nick’s en Honey’s maatgevend zijn.

 

Foto van de productie uit 1994: Sanne Peper