Met hun zwarte coltrui en bruine retrobroek lijken ze op studieuze Franse existentialisten – een boek van Sartre in de hand ontbreekt nog. Maar de slijtplekken op knieën en zitvlak verraden dat dit viertal veel fysieker te werk gaat. Ze grijpen elkaar bij de schouders, ellebogen, nek en enkels. Ze stuiteren als tolletjes op hun rug over de vloer. Ze kruipen onder, over en achter elkaars ledematen. En ze wijzen met hun benen in stijlvolle formaties de lucht in, onderwijl op één hand hoppend over de cirkelvloer. (meer…)
De titel van de nieuwe choreografie van Zino Schat roept in eerste instantie onvermijdelijk een beeld op van brevierende monniken in een monastieke omgeving. Maar in de wereld die door de dansers wordt neergezet, is er absoluut geen sprake van rustige concentratie en verstilling. Eerder het tegendeel: de dansers lijken zich over te geven aan een voortdurend gevecht waartoe zij samen veroordeeld lijken, een niet aflatend gevecht met zichzelf en met elkaar.
Vanaf het begin overheerst dat martiale karakter. Op een pittig marstempo (weliswaar met een ironische twist, want deze mars is in driekwartsmaat) bewegen dansers Giulio Hoxhallari, Alice De Maio en Nagga Giona Baldina vanuit onverwachte impulsen die op allerlei plekken in hun lichaam kunnen ontstaan. Energieën verplaatsen zich door hun hele lijf, kunnen zelfs overspringen op een ander, om dan weer teruggekaatst te worden – en dit alles in een razend tempo.
Verbeten putten de dansers zichzelf en elkaar uit: zij proberen gedachten, associaties en stemmingen te verbeelden voorbij de woorden, die kennelijk tekortschieten. Op een zeker moment, halverwege de voorstelling, putten de dansers zich uit in een korte lyrische threading-episode, die raakt aan de grenzen van hun intimiteit.
Gaandeweg lijkt het erop dat we ons eerder op een exercitieterrein of in een kazerne bevinden dan in een klooster. De verbeten monologen en beklemmende dialogen waarmee ze contact met elkaar zoeken te maken, staan onder hoogspanning: er is een voortdurende dreiging voelbaar, vermeend of ingebeeld. Op de achtergrond staat een lange witte muur, waar door een onzichtbare hand motieven op getekend worden, aanvankelijk vaag plantaardig, maar tegen het eind vormen zij wel degelijk een al te herkenbare dreiging voor de dan als enige overgebleven danser.
Een van de hoogtepunten is een complexe gedetailleerde solo van Giulio Hoxhallari, waarbij hij alle complexiteit van zijn betoog uitputtend in beweging omzet. Hij verstrikt zichzelf steeds in andere knopen, in een wanhopig soort abstracte gebarentaal waarbij hij bewegingen probeert te creëren voor verschijnselen waar kennelijk nog geen woorden voor bestaan.
Het lijkt erop dat Schat ons wil confronteren met een portret van onze gepolariseerde maatschappij waar we ons bij voortduring moeten wapenen tegen gevaren die we (nog?) niet kunnen identificeren. Zijn krachtige en hechte choreografie, trefzeker en in hoog tempo uitgevoerd door de dansers en de onzichtbare visual artist Daijiro Hama, wordt begeleid door een pulserende muziektape die de dansers voortdurend blijft voorzien van een grootstedelijke nerveuze energie. Een wereld waar een gefluisterd gebed per definitie overstemd zal worden.
Toch is er niet alleen dreiging en beklemming: het lijkt erop dat Schat ook met zekere ironische distantie observeert hoe de mensheid zich verstrikt in haar eigen complexen: op gezette tijden worden de solo’s, duo’s en trio’s voorzien van een amusante draai, een goed getimede onverwachte zet hier of een alledaagse banale duw daar. Juist door deze afwisseling slaagt de choreografie erin steeds meer te overtuigen naarmate de voorstelling vordert.
Foto: Sjoerd Derine