Hoe danst een steen? Of een grassprietje? Dit zijn vraagstukken die het Vlaamse dansgezelschap Voetvolk van Lisbeth Gruwez en Maarten van Cauwenberghe uitpluizen tijdens de wereldpremière van hun voorstelling Nomadics, vertoond tijdens Julidans. Ondanks noemenswaardige componenten, voelt de voorstelling waarin natuur centraal staat behoorlijk kunstmatig. (meer…)
In het slotdeel van haar ´trilogie over het extatische lichaam´ richt Lisbeth Gruwez zich op het gegeven ´angst´. Het levert een rijke en ontregelende performance op die dankzij de verontrustende scenografie en soundscape diep onder de huid kruipt.
Angst is een gevaarlijk onderwerp voor een dansvoorstelling. Het ligt voor de hand om vanuit de verstijving of spasmen die het lichaam ondergaat in reactie op potentieel gevaar een choreografie op te bouwen, maar dan heb je nog geen inhoudelijk gelaagde performance. En dat zou zonde zijn, aangezien choreografe Lisbeth Gruwez er in haar twee vorige voorstellingen It´s Going to Get Worse and Worse and Worse, My Friend en AH/HA juist uitstekend in slaagde om de gegevens ´geloofsovertuiging´ en ´collectieve euforie´ ook maatschappelijk te bevragen.
In We´re Pretty Fuckin´ Far From Okay lijkt ze in eerste instantie echter inderdaad voor een meer eendimensionale benadering te hebben gekozen. Gruwez zelf en haar tegenspeler Nicolas Vladyslav zitten op stoelen naast elkaar en verdwijnen beiden op hun eigen manier in hun individuele angsten. De lichaamsbeheersing is perfect en de op ademhaling gebaseerde soundscape van Maarten van Cauwenberghe zorgt ervoor dat de fysieke ervaring van ongemak zich ook van het publiek meester maakt, wat sterk de besmettelijkheid van angst aantoont. Het blijft echter wat steken in een vrij letterlijke vertaling van wat angst is.
Mijn vrees bleek echter al snel ongegrond. Na de eerste twintig minuten staan de performers op uit hun stoelen, springen er achter op het podium felle lichten aan en verandert het geluidsdecor naar rumoer van de buitenwereld. In confrontatie met deze externe impuls zoeken de dansers toenadering; de gelaagde choreografie die zo ontstaat houdt het midden tussen steun zoeken bij elkaar en een worsteling of gevecht. Het is een sterke invulling van de door angst gestuurde polarisatie van het maatschappelijk debat: is de harde toon die daarin wordt gehanteerd soms geworteld in een verlangen om common ground te vinden? Komt het gevecht met de medeburger in onzekere tijden eerder voort uit vertwijfeling dan uit haat?
De uitgekiende scenografie van Marie Szernovisz maakt hierin een onuitwisbare indruk. De stoelen en de achterwand van het decor veranderen bijna ongemerkt van positie, waardoor de onzekere positie van de performers wordt benadrukt en de link tussen een veranderende wereld en angst voelbaar wordt gemaakt. De langzaam sluitende muren, die de lampen geleidelijk aan het oog onttrekken, roepen een claustrofobisch gevoel op: de dansers worden stukje bij beetje weer van de buitenwereld afgesloten en op zichzelf teruggeworpen.
Het wegvallen van de continue aanwezigheid van de media voelt eerst als een opluchting. Gruwez en Vladyslav staan er wat beduusd bij, alsof er plotseling iets nieuws mogelijk is. Al gauw vervallen ze echter toch weer in hun angstpatronen, alsof de afwezigheid van angst nog veel ondraaglijker is dan de angst zelf. We ontlenen, for better or worse, onze identiteit aan onze angsten, lijkt Gruwez te zeggen; the only thing we have to fear is the absence of fear itself.
Foto: Luc Depreitere