Wat begint (en in de publiciteit is aangekondigd) als een lichtvoetige, clowneske performance over het ongemak van daten ontpopt zich tot iets veel scherpers en duisterders.

Om deze recensie met een disclaimer te beginnen: We’re all alone in this together, de briljante nieuwe performance van Kim Karssen, verandert halverwege dusdanig van aard dat het onmogelijk is om de voorstelling te bespreken zonder spoilers. Als je dus liever onvoorbereid de voorstelling zou bezoeken – en dat verdient eerlijk gezegd aanbeveling – laat deze bespreking dan nog even liggen, en kom later terug.


Twee clowns op date. Zo laten de eerste twintig minuten van We’re all alone in this together zich het beste omschrijven. Makers en performers Kim Karssen en Elias De Bruyne zetten met superieur fysiek spel, witgeschminkte gezichten en cartooneske geluidseffecten twee stuntelende, naar liefde zoekende mensen neer. Na een meet-cute op straat gaan ze samen uit eten en proberen ze met alle macht hun ongemak te bedwingen. Het is lichtvoetig, vermakelijk theater, dat technisch zeer sterk wordt uitgevoerd – maar na een tijdje bekruipt je ook een licht gevoel van verveling. De scènes putten zo sterk uit stomme films en clichés over daten dat het inhoudelijk allemaal een beetje aan de oppervlakte blijft.

Nadat een eerste zoenpoging leidt tot de gestileerde zelfmoord van een van de personages legt Karssen de voorstelling echter even stil. Dit was toch niet zo afgesproken? De Bruyne riposteert dat hij gewoon ‘iets aanbood’, en wordt daarin ondersteund door een onzichtbare regisseur die we alleen via voice-over horen (Martijn Nieuwerf). Een misverstand, kan gebeuren – maar bij hervatting van het spel duiken er steeds meer van die ‘misverstanden’ op. Karssen komt daarin langzaam maar zeker alleen te staan tegenover de twee mannen, die steeds meer de koers willen bepalen.

De metalaag is waar We’re all alone in this together uiteindelijk om draait. Het gedrag van De Bruyne en Nieuwerf telt op tot een compendium van toxisch mannelijk gedrag: ze doen alsof Karssen gek is, hysterisch, alsof alle misverstanden aan haar liggen, ze doen aan wat we tegenwoordig concern trolling, gaslighting, mansplaining, victim blaming noemen – al die patriarchale gedragingen waaraan de laatste tien jaar pas mainstream aandacht is gegeven, maar waarmee veel vrouwen al hun hele leven worden geconfronteerd. De dynamiek in de repetitiezaal komt zo symbool te staan voor man-vrouwverhoudingen binnen alle relaties, zowel professionele als romantische.

De spelers voeren die dynamiek zo goed en genadeloos uit dat er steeds meer gekerm en gekreun vanuit het publiek ontstaat. Zelden of nooit heb ik meegemaakt dat de ziekmakende werking van dit soort mannelijke silencing tactics zo invoelbaar wordt gemaakt. Het levert een intens gevoel van walging op, een verlamming die die van Karssen op de speelvloer perfect weerspiegelt.

Het is een meesterlijke zet om uitgerekend De Bruyne in de rol van het archetype van de foute nice guy neer te zetten. Er zijn weinig acteurs in het Nederlandstalige theaterveld die zo’n lievige, stuntelige en daarmee sympathieke uitstraling hebben als hij – en juist die uitstraling onderstreept de verraderlijkheid van de dynamieken die in We’re all alone in this together spelen. Juist ook ‘aardige’ mannen, die zichzelf totaal niet als macho zien, kunnen zich schuldig maken aan toxisch gedrag.

De vertwijfeling die Karssen daartegenover zet is hartverscheurend. ‘Maar zo ging het niet,’ stamelt ze zachtjes als De Bruyne haar tijdens een aanrandingsscène toebijt dat ze wat meer weerstand moet bieden, omdat het anders ‘niet geloofwaardig is’. Als ze hard ‘stop!’ roept als De Bruyne haar te hardhandig behandelt in een theatraal gevecht, verstomt ze als hij de boel omdraait en roept dat het voor hem beledigend is dat zij insinueert dat hij haar expres pijn zou doen.

Karssen, die in haar werk vaak de grens tussen comedy en theater onderzoekt, laat de lach in We’re all alone in this together langzaamaan verstommen. Daarmee komen ook haar eerdere voorstellingen in een ander daglicht te staan. Daarin werd humor vaak gebruikt om met existentiële pijn om te kunnen gaan, van de wereld niet begrijpen of het gevoel hebben er net buiten te staan – maar gaat er door de relativering van humor niet ook iets verloren? Strijkt ‘de grap’ niet iets glad wat helemaal niet gladgestreken zou moeten worden?

In een latere scène vraagt Karssen aan De Bruyne of het allemaal nog wel grappig is, iets waar hij niet volmondig ‘ja’ op kan zeggen: ‘het is allemaal wel erg zwaar.’ Juist voor die zwaarte maakt Karssen in haar nieuwe voorstelling uitgebreid ruimte.

Foto: Bas de Brouwer