Toneelgroep Maastricht blijft in de theaterbewerking ‘La Superba’ dicht bij de rijke taal van Ilja Leonard Pfeiffer ***
Een koppel dat een koppel speelt. Vertolkers en personages zijn identiek. Joke Emmers vertelt het verhaal van hun relatie en hun conflict met woorden, Visjal Auwerx vertelt zijn visie met muziek. Een gemengd gekleurd koppel zoals dat heet, zij in Belgisch Limburg geboren en getogen, hij in India geboren, en in dezelfde provincie als zij opgegroeid. Ze vullen elkaar mooi en grappig aan, de relatie draait goed, botst echter op de vraag of ze wel of niet voor kinderen kiezen. Hij wil ze, zij aarzelt, vraagt bedenktijd. Moeten ze niet eerst naar India en daarna beslissen?
Joke Emmers is in Vlaanderen wereldberoemd. Een comédienne in hart en nieren. Haar gulle lach klinkt vaak in allerlei spel- en quizprogramma’s op de televisie. Iedereen kent haar ook van haar personages in menige televisieserie en film. Ook in het theater kon en kan je niet naast haar aanwezigheid kijken. Vaak speelde ze mee bij grote gezelschappen, in zowel komische als tragische rollen. Als theatermaakster maakte ze met leeftijds- en geestesgenoten producties die probeerden ernstige thema’s te brengen met een luchtige toon. Niet altijd werd er een juiste balans gevonden. Maar nu vindt ze die balans wel, buiten een theaterhuis om, en in een eigen productie. Hulp en raad vond ze onder anderen bij Jibbe Willems voor de tekst en bij Janne Desmet die de eindregie deed.
Als het publiek binnenstroomt, zitten de twee op een centraal geplaatst tweepersoonsbed. Zij tekent nog iets op een bordje, hij tokkelt op een gitaar. Een stem zegt ons wat we als publiek niet moeten verwachten, en wat wel. Zij is actrice, hij muzikant. Zij vertelt met woorden, heel veel, hij speelt sitar, gitaar en slagwerk. Emmers gaat op het bed staan als een Indische godin en vertelt over Krishna en de schepping. Rook stijgt op en er komt rood poeder aan te pas. Er wordt veel gevreeën in het verhaal, en in de loop van de voorstelling volgen er meerdere mythische intermezzo’s waarin de werkelijkheidsoppergod en de oernatuur vaak rond en in elkaar strengelen. De liefde, daar gaat het om.
Dat klinkt natuurlijk stroperig en melig, dat beseft Emmers ook. Daarom hebben de twee geliefden een rode knop, een buzzer, voor hun bed geplaatst. Daarop wordt geklopt en de ander het zwijgen opgelegd, als een van de twee vindt dat het verhaal te melig wordt, te klef, te lang, te intiem. Regelmatig wordt door beiden van dat recht gebruikt gemaakt.
Emmers vertelt over haar hunkering naar liefde, over hoe ze elkaar in een matrassenwinkel ontmoet hebben, over hun eerste maanden van samenzijn. Auwerx zegt weinig, laat zijn gitaar snerpen, brengt met zijn melodieuze en melancholische sitar rust, slaat woest op de trommels. Ze weten dat ze niet alleen op de wereld zijn, dat er veel ellende is, dat er oorlog woedt, dat de klimaatcrisis maar erger en erger wordt, dat racisme blijft duren. Emmers vindt dat ze actie moet voeren. Zoals ze nu op bed liggen, dat is toch duidelijk John Lennon en Yoko Ono, zegt ze. De zaal zal ‘Give peace a chance’ moeten meezingen. Auwerx becommentarieert de gespeelde scène: ‘Vrede krijg je niet door een liedje te zingen.’
Woest is ze als ze vertelt hoe Auwerx bij concerten, in stations, op straat steeds slachtoffer is van etnische profilering. Een brunch met bevriende koppels met kinderen loopt compleet uit de hand als goed bedoelde positieve discriminatie geuit wordt. Emmers ontvlamt, vlucht de trein op. Een hilarisch relaas volgt. Zo kennen we Emmers en vinden we haar op haar best: ze uit formidabel haar verontwaardiging in vlammende taal en met een register aan stemverheffingen en dreigende bewegingen en – ook knap – veel relativering. Tot groot genoegen van het publiek doet ze dat een aantal keer in de voorstelling. En Auwerx? Hij zorgt voor een mooie gitaarsolo, bespeelt het instrument op zijn rug, betokkelt met zijn tanden de snaren, laat slides en riffs galmen. Wat later volgt dan een ingetogen sitarconcert.
De spanningsboog van hun verhaal zit goed. Af en toe is het geheel wat cliché, wat melig, wat klef, maar ach, hun ontwapenende spel maakt heel veel goed. De muziek en het woord houden elkaar mooi in balans, zo ook ernst en hilariteit, poëtische en rauwe uitlatingen, en ook Emmers en Auwerx als personages, en als vertolkers.
Foto: Lynn Van Oijstaeijen