Je ziet dat het er in zit, dat het kwartet Poolvogel over een aantal jaren best eens de opvolger van NUHR genoemd kan worden. Maar dan moet er nog heel hard gewerkt worden. Wat de vier enthousiaste jonge honden nu in Wachtlokaal 9 laten zien en horen is nog te wisselend van kwaliteit en te […]
Het leven van de gemiddelde moderne vrouw is een tranendal vol sleur. De seks is allang niet meer wat het geweest is, het mannetje (of vrouwtje) moet steeds overwerken en de enige die haar aandacht geeft, haar tranen droogt en haar een bloemetje brengt, is de stofzuiger. De romantiek legt het af tegen de dagelijkse werkelijkheid.
In We maken er wat van, de tweede solo van cabaretière Yora Rienstra is het aardse bestaan nog een stukje sneuer dan het al was in haar debuut Aan jou heeft het niet gelegen. Dat debuut, na het winnen van de Wim Sonneveldprijs tijdens het Amsterdams Kleinkunst Festival in 2009, mocht er zijn.
Yora Rienstra is een zeer veelzijdig talent. Zij zingt goed, speelt bovengemiddeld piano, schrijft bijzonder mooie en ook hilarische liedjes, kan een herkenbaar typetje neerzetten en heeft een lijf en een gezicht waarin enorm veel rek zit.
Als een debuut succesvol is geweest, is het altijd een lastige opgave de hoge verwachtingen waar te maken met de opvolger. Dat lukt Yora dan ook niet echt. Natuurlijk zet ze al haar talenten volop in en ze blijft leuk om naar te kijken en te luisteren. Maar inhoudelijk blijft We maken er wat van een beetje steken. Het is wat dunnetjes. Steeds heb je het gevoel dat het zoveel scherper zou kunnen.
Met de liedjes is bijna niks mis. Die zijn, op de flauwe meezinger Iedereen gaat dood na, stuk voor stuk pareltjes, waar ze de gulle lach en de traan mee tevoorschijn haalt. Maar daar tussendoor zou het na een tijdje best eens een ander ‘kleurtje’ mogen krijgen dan sneu en tragikomisch. Dan verlang je naar wat meer dynamiek, een tempootje hoger en een andere gezichtsuitdrukking dan die met de treurige oogopslag. Als de vrouw verschijnt die ontkent dat ze dik is en haar omvang wijt aan ‘vocht’, is dat een verademing.
Het gekke is dat je bijna geen vinger kunt leggen op wat je precies mist en waar je op zit te wachten. Tot ze vertelt dat ze moeder is geworden. Haar vriendin heeft een kind gebaard. Dan wordt Rienstra persoonlijk en gaat het over haar eigen leven, haar vragen en onzekerheden. Dat sluit ze af met een lied, waarin ze de kleine wereldburger op het hart drukt buiten de lijntjes te gaan kleuren, eens geen richting te kiezen en de weg af en toe flink kwijt te raken.
Zo’n slot maakt een hoop goed.