Geïnspireerd door de overstromingen in Limburg, Duitsland en België in 2021 schreef Koen Caris een nieuwe theatertekst voor Kobra Theaterproducties, dat dit jaar de VSCD Prosceniumprijs won voor de manier waarop het een breed publiek bedient met een kwalitatieve mix van bewezen kwaliteit en nieuw talent. In zijn Waterlanders toont Caris in inventieve taal de gevolgen voor jong en oud van de klimaatcrisis.

Op een grote pompoen met kaarsjes om zich heen zit de gevoelige Sofie (Randy Fokke) dagenlang in de voortuin van haar scheefgezakte huis. Haar vrouw, haar inwonende vader en haar tienerzoon hebben alles al geprobeerd haar naar binnen te krijgen. Want wat zullen de buren in het dorp wel denken, want ze is toch niet opnieuw depressief aan het worden, want ze moet toch komen helpen met de verzekeringspapieren. Maar Sofie kan niet weg van de plek waar de drenkeling lag, een jonge twintiger met nog een heel leven voor zich, gestorven omdat de mensheid de crisis maar geen halt weet toe te roepen.

De familie is een beproefde vorm voor het vertellen van een verhaal vanuit de verschillende gezichtspunten van meerdere generaties. Familieleden hebben onderling interessante dynamieken en houden zich bij elkaar vaak niet in, wat zorgt voor dramatisch geladen situaties. Caris werkt het patroon prima uit en zet een opa, zijn dochter en haar vrouw en een tienerkleinzoon bij elkaar in een huis dat scheef zakt van alle keren dat het onder water heeft gestaan. De vorm biedt een degelijke metafoor voor de manier waarop de mensheid maar blijft dimdammen over details, terwijl de klimaatcrisis inmiddels exponentieel toeneemt.

Het moment dat de jonge drenkeling in de tuin ligt, fungeert als trigger voor de onderlinge verwikkelingen. Vanaf daar krijgen de karakters reliëf. Het pragmatische van de oudere generatie krijgt tegenkleur in de moreel wankele houding van opa tegenover de dode in de tuin. De onbevangenheid van de puber vindt een schaduwkant in de ondoordachte diefstal van een telefoon. En dan wordt de pijn zichtbaar van de middengeneratie, de ouders die klem zitten tussen de toekomstdromen voor hun kind en de manier waarop hun ouders de wereld aan hen hebben overgedragen. Fokke speelt het loyaliteitsconflict mooi subtiel uit.

De drenkeling zelf, ongrijpbaar en energiek gespeeld door Alexander de Maere, is een vrij klassieke geestverschijning annex fragment van Sofies verbeelding. Hij brengt net een beetje magie in het realisme van het stuk, ook in het spel, want met zijn onverstoorbare glimlach zegt De Maeres gestorvene de waarheid zoals geen levend personage dat doet. Familiebanden beknotten immers ook.

Wat het stuk onderscheidt, is de taal die Caris zijn personages in de mond legt. Die is sterk beeldend en poëtisch. Iemand die in een depressie raakt, zit erbij ‘als verzonken land’. Iemand die de verdrinkingsdood nabij is, ziet ‘paarse waterpaarden’ aan zich voorbij dansen. Iemand die wil wegrennen heeft ‘vluchtvoeten’ – waarmee Caris een haast Shakespeariaans register aanspreekt.

Regelmatig lokken de taalvondsten een bewonderende reactie uit bij het premièrepubliek, vaak terecht. Taal is een levend ding en heeft nood aan mensen die nieuwe woorden geven aan gekende emoties. Want een nieuwe naam voor iets bekends maakt een nieuwe entry in de hersens, waardoor je toch opnieuw gaat kijken naar dat ding dat je dacht te kennen. Zo ook naar een intens verdrietige moeder, dochter en echtgenote die treurt om het peilloos diepe menselijk onvermogen. Of, vanaf nu, een ‘maffe rouwvrouw’.

Foto’s: Annemieke van der Togt