Eerst een handvol confetti, anders mogen we niet naar binnen. Met een grote mand loopt acteur Toon Kuijpers door het wachtende publiek, links en rechts handen vullend. In de verte van de enorme loods lonkt een witte kubus die we pas mogen betreden als we voldoende toegerust zijn om ‘de wirwar van het leven’ te vieren. Anneke Grönloh kweelt ondertussen Soerabaja. ‘Grauw is de lucht/en als ik zucht/vormen mijn lippen jouw naam.’

Eenmaal binnen nemen we plaats op een in piramidevorm opgestelde tribune. Op de vier wanden wordt synchroon een liftdeur geprojecteerd die in duizelingwekkende vaart omhoog en omlaag zoeft. Het geeft de sensatie van een belendende trein die net wegrijdt: het gevoel dat je denkt dat jouw trein al in beweging is gekomen. Terwijl je toch echt nog steeds stil staat. Zo bewegen wij nu op en neer, lijkt het, slechts af en toe halt houdend om een bewegend snapshot op te vangen van het leven buiten de lift. Het lijkt een soort verzorgingstehuis te zijn, gezien de bordjes die er hangen. We zien lange gangen en krijgen een kijkje in een enorme keuken.

Mensen zijn er ook. Een oude vrouw zoekt haar hondje, een man houdt een doek met 100 erop omhoog. Er lijkt een feestje in voorbereiding want aan een rollator die we langs zien komen hangen ballonnen. Maar de rollator is leeg. Een veeg teken. Wat voor een feestje wordt dit?

Dan stopt plots de lift en stapt een man naar buiten. Een hele dikke, in een naaktkostuum. Hij draagt slechts een onderbroek waardoor zijn vlezige lichaam goed zichtbaar is. In zijn hand houdt hij losjes een netje mandarijnen. Als bij toverslag verandert het gebouw in een uitgestrekt bos. Wie is die man en wat doet hij in dat bos? En wie zijn toch al die andere vreemde wezens die daar ineens opduiken? Zie ik daar een hamster graven?

In de wereld van Jellie Schippers en Myriam van Gucht heerst een heel eigen logica. Of beter: de logica is geheel afwezig. Het leven is een ratjetoe, lijken ze te willen zeggen. Er heerst geen orde, er zijn geen wetten van oorzaak en gevolg, alles speelt zich tegelijkertijd af. En waarom zouden we dat dan niet laten zien?

En zo worden wij, toeschouwers, deelgenoot van een absurdistische trip die ons de ene keer in een straat brengt waar, als de ramen open gaan, een niet al te enthousiast ‘lang zal ze leven’ klinkt, om even later diep onder de grond te geraken. Daar waar het aardedonker is.

Toon Kuijpers, die alle personages op de video-installatie voor zijn rekening neemt, loopt ook in verschillende gedaantes rond op de loopplank die de tribunes van het projectiescherm scheidt. In een van zijn rollen is hij een verpleger die in een telefoongesprek zegt dat ‘ze niet in de gaten hebben dat hij de band voor de tweede keer heeft gestart’. Gaat dat over ons? Kijken wij misschien naar ons eigen, chaotische leven?

Een van de laatste beelden suggereert dat. De toeschouwers op de onderste rij lijken zich los te maken van hun plaatsen om vervolgens levensgroot op het scherm te verschijnen. Ze kijken naar ons, wij kijken naar hen. We kijken naar onszelf. Om vervolgens weggeblazen te worden, in stukken meegevoerd door een woeste wind. Naar het oneindige niets.

Net als zijn titel is Warnet een raadselachtige voorstelling die als een kolkende droom van onnavolgbare associaties aan elkaar hangt. En net als in dromen moet je je laten meevoeren, er zit niets anders op. Ooit word je wakker en kun je je gaan afvragen wat alles in vredesnaam te betekenen had.

Tussen de stortregen aan gele confetti die aan het eind op ons neerdaalt zitten ook een paar papiersnippertjes van een andere kleur. Daarop staat ‘verlangzaam je verlangen’.
Het mysterie wordt er bepaald niet kleiner van.

foto Rene van der Hulst