De Indonesische choreograaf Eko Supriyanto deconstrueert de tradities van zijn land om zo te reflecteren op een complexe geschiedenis. In IBUIBU BELU: Bodies of Borders focust hij zich op de traditie van de lLkurai-rituelen uit Oost-Timor. Met veel precisie laten zes vrouwelijke dansers ons bijna ongemerkt ondervinden wat er met een traditie gebeurt als grenzen onder druk staan. (meer…)
WAR, de voorstelling van de Chileens-Mexicaanse Amanda Piña en de Zwitserse Daniel Zimmerman, is een merkwaardig beest. Zo op het eerste gezicht is de boodschap overduidelijk: een hedendaagse aanklacht tegen de oorlog gevat in traditionele Polynesische oorlogsdansen. Maar tussen de regels door valt iets anders te lezen.
Je hoort de voorstelling nog voor je hem ziet. Oorverdovend geruis verwelkomt ons eerst, daarna volgen twee dames (Alexandra Mabes, Amanda Piña) in witte Aloha-kostuums. De eerste dansen zijn ook nog redelijk traditioneel: een mele (een hymne, lied of gedicht) gemaakt tijdens de Eerste Wereldoorlog als een waarschuwing voor oorlogen die nog komen gaan; een voorouderlijke hoko (oorlogsdans) ter preparatie voor de oorlog (gedanst door Pascual Pakarati). De aankleding volgt de traditie: beschilderde lichamen, bladerenkransen, hoofdtooien en nep rieten rokjes.
Maar daarna worden de dansen gebruikt voor meer hedendaagse onderwerpen: het vechten tegen sociale ongelijkheid, tegen ‘the monster of control’ in dit informatietijdperk, tegen de Eurosur (een Europees grensbewakingssysteem) en tegen de drone-bestuurder die een vreugdevuur in Afghanistan aanzag voor een terroristische aanslag en zo per ongeluk een bruiloftsfeest bombardeerde (hij zei wel ‘sorry’, achteraf).
De dans wordt iets moderner (bij ‘monster of control’ doen de dansers alsof ze een joystick besturen) en ook traditionele zwierige outfits worden vervangen door zwarte bodysuits en flodderbroek.
Het is een interessant uitgangspunt: moderne oorlogsvoering gezien vanuit volkeren die zelf nooit mosterdgas, mitrailleurs of atoombommen in hun strijd hebben gebruikt (de voorstelling begint ook met een diavoorstelling van vitrines vol modern wapenmateriaal, waar de drie traditioneel uitgedoste dansers naar kijken, als bezoekers aan een curiositeitenkabinet). Toch voelt het een beetje als preken voor eigen parochie: het valt te betwijfelen of landen in oorlog hierdoor opeens het licht zien. Ook voelt dans nr 7, Vietnam (non dance), een solo van Mabes over de Vietnam-ervaringen van haar vader, een dans die ze ‘niet kan dansen’ en waarin Mabes dan ook een minuutlang stilstaat, wel heel erg als conceptuele dans voor beginners, hoe legitiem het onderwerp ook is.
Pas aan het einde van de elf dansen wordt duidelijk wat de makers nu echt willen vertellen. Over hoe de hoko-dansen die wij, de buitenstaanders, als hoko kennen, eigenlijk niet zoveel te maken hebben met het origineel. In een haast David Lynchiaans nagesprek (onderdeel van de voorstelling), geleid door een patroniserende Franssprekende interviewer (Elisabeth Tambwe), vertelt Pakarati (zelf afkomstig van Rapa Nui, Paaseiland) dat de hedendaagse oorlogsdansen meer een toeristische uitvinding zijn – een beetje wat Coca Cola met de Kerstman heeft gedaan, of Disney met Pocahontas. De echte dansen waren te deprimerend, te monotoon. Dus werd de inwoners van Rapa Nui gevraagd om alles wat spannender te maken, zoals in Hollywoodfilms en computerspelletjes.
En zo gaat de voorstelling genaamd WAR uiteindelijk niet eens zozeer over oorlog als over kolonisatie, over volkeren die zich andermans cultuur toe-eigenen en aanpassen naar hun eigen ideeën. Eigenlijk net zoals Piña en Zimmerman hier doen.