‘Tijdens Vastelaovend ben je eindelijk jezelf’, drogredeneert een veerman, vastbesloten maar onvast, klotsend biertje in de hand. Voor een muntje brengt hij de mensen naar de overkant van de nacht (‘Vastelaovend is mijn pontje’), ondertussen navigeert hij – via een warrige rijgdraad aan terloopse ontmoetingen, gedeelde biertjes en opzichtig geflirt – ook zichzelf richting het vroege licht, in een allesbehalve rechte lijn. (meer…)
Het publiek is te gast op het vijfjarig jubileum van de ‘communitaire’ voedselbank De Rooje Loods. In hun mooiste outfits heten de medewerkers ons welkom. We hebben wat te drinken, we hebben wat te vieren, daar gaan we.
Oprichter Waldo van De Rooje Loods is een icoon van een andere tijd. Zijn levensinstelling stamt, net als zijn muzikale held Wally Tax, uit een tijd ver voor de Reaganomics, al is zijn voedselbank ‘de snelst groeiende bank van Nederland’. Zijn doel is om nooit meer iemand in dit beschaafde land uit de vuilnisbak te zien eten en hij vraagt of we meedoen. Zijn medewerkers hebben zo hun eigen redenen om hier vrijwilliger te zijn: de loods is een plek om hulp te bieden, maar ook te vragen, en eigenlijk is het hun enige thuis. Ook de klanten zien het zo, want ze bellen op als ze om een praatje verlegen zitten en komen binnenwaaien om te vragen of ‘we’ al open zijn.
Dit gevoel is dan al op een mooie manier doorgezet in de publieksbeleving; het publiek wordt van tevoren verzocht potten pindakaas en chocopasta mee te brengen voor de Voedselbank Eindhoven, de personages richten zich rechtstreeks tot de kijkers met rake referenties aan de eigen stad, en ook de locatie is typisch zo’n klein loodsengebied in een woonwijk tegen het buitengebied aan waar je, naast de jonge start-ups, de Voedselbank vindt. Wij zijn hier met z’n allen op een plek die weerstand biedt aan de crisis.
Het werk van Afslag Eindhoven, onder artistieke leiding van Gerrie Fiers en Yvonne van Beukering, speelt zich vaker af op zulke ruige plekken, waarvan er genoeg zijn te vinden in de voormalige industriestad Eindhoven. Net als de aanblik van deze stad is het werk van deze groep recht door zee en zonder opsmuk. Maar juist daardoor komt de menselijkheid van de personages zo goed tot zijn recht.
Ook deze voorstelling (regie Van Beukering, tekst Pietjan Dusee) laat zien wat er gebeurt als gewone mensen in de vaart van de vooruitgang komen te struikelen, en is daarin op een natuurlijke manier soms heel poëtisch. De aankleding en het geluidsdecor zijn hierin ook een factor, maar het zit ‘m ook in het verhaal. Het verkent de vraag hoe het bestaat dat hier bij ons een groep mensen met lege handen staat, ondanks het feit dat we in een van de rijkste landen ter wereld leven.
En intussen dreigt er iets van buitenaf. Een aantal keer komt een man in een oranje veiligheidshesje het pand binnen. Er gaan geruchten onder de medewerkers. Waldo’s dochter Sanja stuit op de achterstallige administratie. En op het hoogtepunt van het feest komt een plaatselijke politicus met een duivels goed geschreven speech die slinks verloopt van felicitatie naar doodsvonnis, en dan is er geen redden meer aan. Dan laat de voorstelling op sterke wijze zien wat het doet wanneer de politiek een mens in zijn persoonlijke leven pijnlijk raakt.
Zonder genade worden de personages afgepeld. In paniek en woede vliegt er een uit de bocht, een ander kiest toch voor de verdoving van de drank, een aanstaande moeder neemt een vlucht vooruit en de definitieve outsider Waldo, die het verwijt zijn kop in het zand te steken al meerdere keren heeft gehoord, raakt onttakeld, net zo onttakeld als de verzorgingsstaat waar hij voor staat. De bulldozers staan klaar, we horen ze razen. De vraag dringt zich op waar wij staan.
Foto: Paul Beekhuis