De situatie is volstrekt onduidelijk. Is er nu wel of geen derde wereldoorlog aan de gang, is de pandemie nu wel of niet afgelopen? Martijn Kardol heeft geen idee meer. In een krachtig openingslied zingt hij nog onbekommerd: ‘De overheid helpt ons naar betere tijden, dus laten we feesten en zuipen en vrijen, het komt ook wel goed met een Jantje van Leiden.’ (meer…)
Je ziet dat het er in zit, dat het kwartet Poolvogel over een aantal jaren best eens de opvolger van NUHR genoemd kan worden. Maar dan moet er nog heel hard gewerkt worden. Wat de vier enthousiaste jonge honden nu in Wachtlokaal 9 laten zien en horen is nog te wisselend van kwaliteit en te onsamenhangend.
Onweerstaanbaar geestige en slimme momenten, afgewisseld met ‘jongenslol’, knullig uitgevoerde dansjes en onderdelen waarvan de bedoeling volstrekt onduidelijk is. Die mix van goed en matig maakt dat je met een definitief oordeel over de opvolging van NUHR nog maar even in de wachtkamer plaats neemt bij Poolvogel. Drie jongens die elkaar leerden kennen op de middelbare school in Castricum en aangevuld met een vierde, muzikaal geschoold lid, ‘cabaret’ gingen maken.
Toeval of niet, maar Poolvogel haalde twee jaar geleden de finale van het Amsterdams Kleinkunst Festival, dat werd gepresenteerd door de NUHR-leden Peter Heerschop en Vigo Waas. Heerschop en Waas herkenden veel van ‘hun jonge zelf’ in deze groep en wierpen zich op als ‘beschermheren’ en adviseurs. Ook voor dit programma, waarin Marius van Duijn, Matthijs de Wit, Joppe van Driel en Jense Meek een verhaal met een kop en een staart proberen te vertellen.
Een verhaal over de vriendin van een van hen, die dringend een donornier nodig heeft en die een beroep doet op de vrienden. Die immers als musketiers voor elkaar door het vuur zeggen te gaan. Zolang het vrijblijvend is, is dat makkelijk. Maar nu niet meer. Het afschuiven en gluiperig manipuleren begint en de meest voorkomende, eerlijke en naïef naar erkenning hunkerende van de vier, wordt erin geluisd.
Een beetje een gezochte rode draad, die mede door het vaak onnatuurlijke en wat krampachtige overacteren van de jongens wat geloofwaardigheid mist. Daar staat een rijkdom aan absurde sketches, gesprekken, ruzies en gekibbel tegenover. Een lied van tekstschrijver Jan Beuving over kinderen in Indiase sloppenwijken wordt om zeep geluld en verandert in een ordinaire carnavalskraker; ze bellen rond etenstijd een medewerker van een energiemaatschappij en vragen hem: ‘waarmee kunt u ons van dienst zijn?’ en ‘wilt u misschien goedkope stroom aan ons verkopen?’
Geen gesprek verloopt normaal, altijd komt er een knik waardoor het ontspoort. Op zo’n moment is Poolvogel onweerstaanbaar grappig. Op andere momenten, zoals bij de dansjes en de slotact met de vergeten rockband, zie je dat de jongens wel uit het schoolcabaret zijn gestapt, maar het schoolcabaret nog niet geheel uit hen. Van Wachtlokaal 9 spat de enorme lol en creativiteit van het maken af. Maar ook dat de mannen nog stevig worstelen met een strakke uitvoering ervan.
Foto: Daan van Es