Het Groningse cultureel studentencentrum Usva schrapt een opvoering van Becketts Waiting for Godot omdat er alleen mannen auditie mochten doen voor de vijf voorgeschreven mannenrollen. Dat druist volgens het studentencentrum in tegen het inclusiviteitsbeleid van de universiteit.
We bevinden ons in een ondergrondse ruimte van Altstadt Rotterdam. De muren zijn geblakerd omdat er ooit een bakkerij was gevestigd. Hier speelt het ensemble van Altstadt Wachten op Godot (1953) van Samuel Beckett in de regie van Johan Simons. De boom, het enige rekwisiet, hangt met zijn stam aan het plafond en de takken zijn als wortels die de toneelruimte binnengroeien, van bovenaf. Prachtige scenografie van Philippe Lemaire. Het is een ruwe locatie, half gesloopt, half in aanbouw.
Zowel de Franse première, in het Théâtre de Babylone in Parijs als de Nederlandse bij Toneelgroep Theater in Arnhem in 1955, zorgden voor een schandaal. Het publiek ervoer het stuk als deerniswekkend, beklemmend, absurd. Vooral de bijna sadistische scènes tussen meester Pozzo en bediende Lucky waren omstreden, en tussen de wachtende zwervers Vladimir en Estragon zou een homoseksuele band bestaan. In de loop van de tijd zijn er talloze Godots geweest, waarbij opvalt dat de stilering steeds groter werd, en de beklemming en zelfs het ‘vulgaire’ van destijds minder. Regisseur Simons brengt het stuk in deze regie, die de volle lengte van drie uur in beslag neemt, terug naar een misschien wel oorspronkelijke rauwheid.
Het begint ermee dat Elsie de Brauw in de rol van Estragon (ook Gogo genoemd) in de openingsscène met langdurige inspanning een knellende schoen probeert uit te trekken. Ze maakt er een briljant-tergende scène van. Pas veel later besef je waarom zij zo lang de tijd nam: Wachten op Godot gaat weliswaar over wachten op ene Godot die nooit komt, maar veel meer over het verlies van tijdsbesef, over herinneringen die vervagen, over gisteren dat niet meer bestaat en nooit bestaan heeft. In deze enscenering valt op dat met name De Brauw als Gogo voortdurend alles vergeet en dat Vladimir (Didi), gespeeld door Délano van den Berg, onophoudelijk vragen stelt over de tijd. Gaandeweg de voorstelling groeit bij De Brauw dit pijnlijke besef dat ze op luchthartige maar ook gevoelvolle wijze wegwuift. Ze doet dat prachtig. De hardvochtigheid waarmee de Didi van Van den Berg zich juist wél vastklampt aan het besef van tijd zorgt voor een meer dan spannende invalshoek.
Het samenspel tussen De Brauw en Van den Berg is mooi; ze zijn vervuld van vriendschap voor elkaar, kunnen elkaar geen seconde missen en zijn voortdurend bang elkaar kwijt te raken. Vooral Vladimir is telkens bevreesd dat de meer geëmotioneerde Estragon opeens zal verdwijnen. Meer moeite kost het om de meester-knechtverhouding tussen Pozzo en Lucky te begrijpen. Die is extreem zwaar, zelfs meedogenloos aangezet, zonder enige gêne in die diepste vernedering van Pozzo (Bram van der Kelen) jegens Lucky (Jordy Vogelzang). Het gaat er hard en zelfs schokkend aan toe. Lucky kwijlt, schuimbekt, is het varken dat hij moet zijn. Als toeschouwer moet je je over een bepaalde drempel heen zetten om deze extreme machtsverhouding te doorgronden, hoe knap ook geacteerd. Pas in de tweede akte, als Pozzo plots blind is en Lucky stom is geworden, wordt duidelijk dat ook zij een afhankelijkheidsrelatie hebben die parallel loopt aan die van Vladimir en Estragon. Alleen is de inzet van het eerste tweetal die van begripsvolle trouw ondanks alle kwellingen en berust die van Pozzo en Lucky op misbruik door Pozzo. Misschien waren deze scènes, die je weliswaar kunt duiden en interpreteren, gediend bij meer balans.
Simons en het Altstadt Ensemble hebben met deze Wachten op Godot een indringende voorstelling gegeven met tal van verrassende gezichtspunten. Dat de boom in het tweede bedrijf een groen blad heeft, wordt meestal heel lenteachtig gebracht; hier is er slechts een minuscuul lichtgroen lintje aan een twijg gebonden, dat is alles. Dat Vladimir dit ontdekt en Estragon niet, zegt weer iets over het hoofdthema van tijd versus tijdloosheid. Ook het clowneske goochelen met de bolhoeden tussen Didi en Gogo hoort bij de slapstick of het circusachtige van dit stuk. Zo bezien tonen Pozzo en Lucky een extreem sterk staaltje dressuur.
Gelukkig laat Simons zich niet verleiden op welke manier dan ook Godot te interpreteren, ook dat is een nieuwe invalshoek. Vergeet, als toeschouwer, wie die Godot is, maar kijk en luister vooral naar wat de sleutel van deze versie is: hoe angstwekkend het kan zijn de greep op de tijd te verliezen, zoals Elsie de Brauw dat prachtig en soms zelfs verweesd vertolkt en hoe Délano van den Berg dat telkens liefdevol probeert te aanvaarden, en soms te corrigeren. Dát is waar Godot wezenlijk over gaat.
foto: Altstadt Ensemble