Het Groningse cultureel studentencentrum Usva schrapt een opvoering van Becketts Waiting for Godot omdat er alleen mannen auditie mochten doen voor de vijf voorgeschreven mannenrollen. Dat druist volgens het studentencentrum in tegen het inclusiviteitsbeleid van de universiteit.
Met een tussenpoos van vijftien jaar heeft Erik Whien nu voor de tweede keer Samuel Becketts Wachten op Godot geënsceneerd. In de tussentijd heeft Whien zich ontpopt tot een geliefd regisseur van Becketts werk. Met zijn uitvoeringen van Eindspel, Krapps laatste band en Happy Days werkte hij zich in de afgelopen paar jaar chronologisch door het vroege oeuvre van de Ierse toneelschrijver heen. Met deze Wachten op Godot keert Erik Whien terug naar het stuk waarmee hij zijn reeks door het oeuvre van Beckett begon.
Wachten op Godot (1953) is een klassieker van het kaliber dat het misschien wel bekender is dan z’n schrijver zelf. Twee mannen, Vladimir en Estragon, staan op een landweg bij een boom. Ze wachten op Godot. Want als die komt, dan zijn ze gered. Maar, ook in deze uitvoering, hij komt niet opdagen. Voor Vladimir en Estragon rest de vraag: wat te doen in de tussentijd?
Vladimir (Jaap Spijkers) en Estragon (Mark Rietman) gooien hun tijd het liefst te grabbel. Ze zijn blij als er iets gebeurt, want dan is de tijd weer sneller voorbijgegaan. De oorspronkelijk Franse titel van het stuk ‘En attendant Godot’ kan ook worden vertaald met ‘Wachtend op Godot’, wat misschien een passender titel zou zijn. Vladimir en Estragon zijn namelijk vooral druk bezig zichzelf zoveel mogelijk af te leiden opdat ze vergeten dat ze eigenlijk aan het wachten zijn.
Wachten op Godot is in chronologie de ‘vroegste’ van de vier Beckett-stukken die Whien op het toneel heeft gezet. Misschien is het daarom ook nog wel de meest speelse van de vier stukken. De taal van Beckett is nog niet zo streng en kaal als die in zijn latere werk wordt. Ook al hebben ze hun bolhoedjes deze keer thuis mogen laten, Vladimir en Estragon blijven twee tragische clowns. Rietman speelt een neurotische Estragon die continu zijn armen opvouwt in z’n shirt en daarmee gedurende de voorstelling dat shirt volledig uitrekt. Spijkers als Vladimir is bedachtzaam, maar blijft tegenover het spel van Rietman ook wat vlak.
Whien lijkt er bewust voor te hebben gekozen om de speelsheid en de humor in het stuk alle ruimte te geven. Met name Rietman als Estragon lijkt de opdracht te hebben gekregen iedere mogelijke grap uit te spelen. Die speelsheid komt tot een hoogtepunt in de scènes waarin Vladimir en Estragon kort worden vergezeld door Pozzo (Bram Coopmans) en Lucky (Joris Smit). Pozzo is een wrede en zelfingenomen (maar diep van binnen hartstikke onzekere) man die zijn knecht Lucky aan een touw voor zich uit schopt. Coopmans en Smit zijn een gedroomd duo voor deze rollen. Met zijn vette dictie en gevatte timing zet Coopmans direct de hele scène naar zijn hand.
Eén van de indrukwekkendste scènes van de avond ontstaat wanneer de tot dan toe zwijgzame Lucky wordt aangespoord te ‘denken’. Het zijn de enige paar zinnen van Smit in het gehele stuk, maar in combinatie met een prachtig lichtontwerp van Julian Maiwald wordt de wartaal van zijn Lucky ijzingwekkend betekenisloos. Ineens is het toch even naar adem happen in een verder komische enscenering.
Van alle personages is Vladimir de enige die nog een beetje compos mentis lijkt. Hij heeft nog een gevoel van tijd en een herinnering. Maar die twee dingen zijn in een verder onveranderlijke wereld voor hem vooral een last. Door de vertolking van Spijkers is deze Vladimir een oudere man die twijfelt aan zijn geheugen. Niet omdat hij gaten heeft in zijn geheugen, hij raakt juist in de war omdat hij de enige is die nog wel herinneringen heeft. Het werpt de vraag op of Estragon, aan wie de wereld maar een beetje voorbij lijkt te gaan, uiteindelijk dan beter af is. Of is een vals gevoel van controle nog altijd beter dan helemaal geen controle?
Een kracht van Erik Whien als regisseur is dat hij van zijn personages altijd de kleinmenselijke kant weet te tonen. Zelfs in zijn eerdere Beckett-ensceneringen (Eindspel met name) is hem dat gelukt. In deze Godot legt het kleinmenselijke het wat af tegen de keuze om de voorstelling luchtig te houden. Vladimir en Estragon blijven daardoor helaas toch op afstand. Hun tragiek wordt niet zo invoelbaar.
Vlák voor het einde wordt het toch nog even spannend. Als de tijd begint te dringen voel je dat er voor Vladimir en Estragon toch nog iets op het spel staat. Maar dan begint uit de hoogte het doek langzaam al te zakken.
Foto: Salih Kilic
Het was niet saai.
Ik heb in geen tijden zo gelachen.
Cultuur beleving in Nederland
Goeie acteurs maar ik heb ook het idee dat ik altijd alleen maar hen zie bij het NT. Al heel lang.
En waar zijn de vrouwen? 4 witte mannen in een stuk? Met een mannelijke regisseur en een mannelijke schrijver? Ik ga liever naar wat anders kijken…
Ja, he gets, Annemieke,
Vooral doen…
Helemaal eens met Annemieke. Ook de BIS gezelschappen moeten met hun tijd mee.
Beste Alfons,
kijk je verder dan 1 voorstelling dan zie je dat bij de negen bis theatergezelschappen
deze vrouwen (mede) de directie vormen:
Theater Rotterdam – Alida Dors
Zuidelijk Toneel – Sarah Moeremans
Oostpool – Daria Bukvić & Mirjam van Tiel
Tryater – Tatiana Pratley
ITA – Eline Arbo & Denise de Boer
Theater Utrecht – Anne Breure
Het Nationale Theater – Lidy klein Gunnewiek
en dan zijn er een reeks aan vrouwelijke regisseurs die bij hen en de andere gezelschappen werken. En dan heb je nog het jeugdtheater en FPK gezelschappen als Orkater die geleid worden door vrouwen.
Dus je algemene opmerking vraagt volgens mij meer nuance. Men is best bezig naar de tijd vorm te geven.
Afgaande op de laatste reacties van Annemieke, Bas en Alfons m.b.t. de overdaad aan mannen: juridisch is het werk van Beckett zó dichtgetimmerd dat je een Wachten op Godot ook niet anders mág casten dan enkel mannen, je mag nog geen komma in een regieaanwijzing van het oorspronkelijke script verplaatsen. Ik herinner me nog dit bericht van ca. een jaar geleden nog waarin dezelfde kwestie passeerde: https://www.theaterkrant.nl/nieuws/studentencentrum-weigert-steun-aan-voorstelling-met-enkel-mannenrollen/
Dat is in ieder geval geen keus van de makers, maar dus een verplichting. Om het stuk überhaupt te spelen is wél een keus van de makers en daar zit wellicht nog een interessant gesprek in verscholen. Zelf ben ik wel van plan om nog te gaan kijken omdat Erik Whien in mijn ogen Nederland’s grootste Beckett expert is en ik zijn vorige versie niet heb gezien. Uit respect voor Whien en met de kennis wat Beckett voor het theater heeft betekend voor mij zonder meer interessant. Al wil ik wel zeggen dat ik de rechtenkwestie rondom Beckett’s werk om te kotsen en een belemmering van (artistieke) vooruitgang in het theater vind.
Daarnaast wil ik wel even een lans breken voor HNT: op hun website kun je het hele acteursensemble vinden, ook buiten deze voorstelling om, en dan kan ik me echt niet vinden in het idee dat de witte-mannen-cast van deze voorstelling nagenoeg de enige zichtbare acteurs zijn. Er zijn denk ik genoeg HNT producties die wel aan jouw criteria voldoen. Als ik vlot door hun producties scroll is Wachten op Godot de enige all-male voorstelling dit seizoen. De voorstelling De Jaren is dan weer met een all-female cast. Vanaf oktober is die weer te zien. Er worden daar best veel voorstellingen gemaakt en over het totaalplaatje per seizoen en hoe dat in deze tijd past wordt echt wel nagedacht lijkt mij.
Het is interessant dat er toch altijd weer geschreeuw is zodra een stuk van Samuel Beckett in Nederland wordt opgevoerd. Ik kan me herinneren dat bij dat geschreeuw (in de hier ook in een van de commentatoren aangehaalde reactie op een eerdere discussie over Beckett) ook sprake was van dat ’traditie de dictatuur van de doden over de levenden is’. Kennelijk bestaat er tegenwoordig een totaal verkeerde opvatting van traditie (en ook geschiedenis). Traditie is het ‘doorgeven’ van bepaalde waarden. Dat traditie nu regelmatig op het schavot gelegd wordt, heeft met de tijdsgeest te maken en het gebrek aan het besef dan geen toekomst mogelijk is zonder traditie. Het is niet – zoals sommigen beweren – een tegenstelling maar een dualiteit. Het theater zelf is gebaat bij traditie om zich steeds weer opnieuw uit te kunnen vinden. Wanneer we traditie afschaffen, schaffen wij civiele samenlevingen en uiteindelijk ook onszelf af.
Ongeacht van wat mensen van een enscenering van Beckett vinden, is toch elke enscenering in zekere zin ook weer nieuw. Zoals elk lied, boek, schilderij steeds weer nieuw voor de ogen van de luisteraar, lezer en kijker kan verschijnen. Niet het kunstwerk verandert zijn perspectief maar het publiek en door de hoeveelheid van perspectieven en zichtwijzen verandert een kunstwerk met de tijd mee. Zoals elke generatie zijn eigen Shakespeare heeft, heeft ook elke generatie zijn eigen Beckett, enzovoorts. Beckett op basis van de vast geschreven cast als museaal te bestempelen is kortzichtig. Dat mensen niet naar een enscenering van Beckett willen kijken is hun persoonlijk besluit. Dat is een kwestie van smaak. Maar waarom worden toch altijd weer algemene oordelen geveld? Ook over gezelschappen en makers die het werk van Beckett tot uitvoering brengen?
Ik vraag me af of op deze manier niet ook steeds weer hardnekkig misverstanden gecultiveerd worden. Bijvoorbeeld dat ‘Wachten op Godot’ een ‘mannenstuk’ is. Ja, Beckett heeft vast laten leggen dat dit stuk enkel door mannen gespeeld mag worden en had daarvoor zijn redenen. Op betekenisniveau is het een stuk over (ploeterende) ‘mensen’ (dus over alle mensen!), over de condition humaine, over existentialistische vragen die de dag van vandaag nog net zo actueel zijn als toen het stuk werd geschreven. Hoe te leven als het leven zinloos is? En hoe alsnog proberen – ook is dat tevergeefs en dus absurd – om tot zingeving te komen? Beckett’s toneelstukken laten mensen zien die groter zijn dan een bepaalde ‘ik’. In een cynische wereld (zoals onze huidige wereld) lijkt me de poging van Beckett’s ‘zwervers’ en ‘clowns’ misschien relevanter dan ooit. Het speelse zoeken en proberen, soms op het kinderlijke en naïeve af (maar weg van de rationalisering en objectivering van de wereld). Om de mens zijn nieuwsgierigheid en speelsheid terug te geven. Maar ook weer te laten ‘wachten’, en zoeken naar een grotere ‘betekenis’ dan enkel aards bezit en materialisme.
Degenen die Beckett zo graag in een bepaald hokje willen verdoemen zou ik graag eens willen aanbevelen om eens buiten de grenzen van Nederland te kijken hoe Beckett internationaal waargenomen en steeds weer opnieuw opgevoerd wordt in verschillende culturen. Beckett’s ‘Wachten op Godot’ is waarschijnlijk het belangrijkste toneelstuk van de 20e eeuw. Zijn radicaliteit (zie de korte uitvoering over zinloosheid en poging tot zingeving) is ongebroken, ook in de 21e eeuw. Wie tradities wil vernietigen omdat die die als ‘dictatuur’ ervaart, is zelf bezig om aan een ‘dictatuur’ te werken. “Nanos gigantum humeris insidentes” is het principe van culturen om hun verhouding tot traditie te bepalen, en om daardoor tot vooruitgang en nieuwe perspectieven, inzicht en kennis te komen. Alleen op deze manier kunnen de dwergen de reus ‘overtreffen’. Wie echter wegkijkt of de reus doodt, heeft geen schouder om op te staan, niet eens een schouder om tegen aan te leunen. Die is dan totaal geïsoleerd (wellicht in zijn eigen ik-dictatuur). Traditie is geen vraag van casting maar eentje van menselijkheid.
Beste Florian, ik vind je pleidooi voor traditie erg interessant, ook met betrekking tot de stukken van Beckett, maar toch lijkt me dat het aanpassen van repertoire (aan bijv. tijdsbeelden) niet altijd de traditie vergald.
Je schrijft: ‘Op betekenisniveau is het een stuk over (ploeterende) ‘mensen’ (dus over alle mensen!), over de condition humaine, over existentialistische vragen die de dag van vandaag nog net zo actueel zijn als toen het stuk werd geschreven. Hoe te leven als het leven zinloos is? En hoe alsnog proberen – ook is dat tevergeefs en dus absurd – om tot zingeving te komen? Beckett’s toneelstukken laten mensen zien die groter zijn dan een bepaalde ‘ik’.’
Het kan inderdaad zo zijn dat Beckett schrijft over de Algemene Mens, (mocht die bestaan). Maar het blijft natuurlijk een ingewikkelde vaststelling dat de Algemene Mens, of te wel, de Neutrale Mens zo vaak verbeeld wordt als een witte man. Waarom zouden we de ploeterende mens niet kunnen verbeelden als vrouw of non-binair persoon, en waarom zou de Algemene Mens niet van kleur kunnen zijn? De premisse dat wit en mannelijk neutraal is, is een ingewikkelde en complicerende aanname in het filosofische debat over menselijkheid en de actuele existentiële vragen waar Wachten op Godot over gaat.
Waarschijnlijk is de poging van Beckets clowns en zwervers relevant, maar het zou mooi zijn om haar aan te mogen passen aan deze wereld, nu, waarin we nu zoeken naar mens-zijn. Daarin leg je geen traditie op een schavot, maar op een plek waar de traditie meer betekent dan alleen ‘er zijn vanuit het verleden’.
Dit niet als kritiek op de keuzes die gemaakt zijn in de voorstelling van Erik Whien, maar juist als visie op het discours over het werk van Beckett en het auteursrecht op zijn werk.
Beste Esther,
Dank je wel voor jouw reactie op mijn reactie. Beckett krijgt continu het verwijt (en dan gaat het uitsluitend over Waiting for Godot) dat hij een stuk heeft geschreven dat enkel door mannen gespeeld mag worden. Dat wil echter niet zeggen dat zijn stuk niet ‘divers’ is, in tegendeel. De thematiek van het stuk is ‘universeel’, of laten we beter zeggen multi-perspectivisch. ‘mensen’ wachten op een ‘verlosser’, op een vorm van verlossing. In zekere zin zijn deze ‘mensen’ net zo passief als figuren in stukken van Tsjechov. Ze ‘wachten’ op verandering en blijken niet in staat zelfstandig tot een verandering te komen. Maar ongeacht daarvan weten de ‘clowns’ telkens weer trucs te bedenken om het eigen bestaan te rechtvaardigen en er iets van te maken. Heel herkenbaar lijkt me, juist in deze tijd.
Je kan van deze personages leren, tot nieuwe inzichten komen of oude overtuigingen herzien en loslaten. Met de vier personages kan je meeleven of juist afstand van ze nemen. Je hoeft ‘niet’ zo te zijn zoals deze mensen. Je hoeft er juist niet zo te zijn om er ook plezier aan te beleven. Misschien dat nu juist het verschil het plezier zelfs intensiveert, dat de herkenbaarheid van ‘belachelijkheid’ van de ploeterende mens ons weet te amuseren.
Waarom moet een toneelpersonage ‘letterlijk’ (dus ook fysiek) een representatie van de belevingswereld van de toeschouwer zijn? Waar komt toch vaak het letterlijke ‘representatie’-gedachte vandaan? Het is toch vermakelijk om als kijker met iets mee te leven wat jezelf niet bent. Is dat niet juist de vrijheid van het toneelkijken? En ook de vrijheid van de verbeeldingskracht? Ongeacht wie en wat je bent kan je met een personage meeleven en meegenomen worden naar ervaringswerelden die niet je eigen zijn en kan je daardoor gevoelswerelden van anderen beter leren kennen en begrijpen.
Met empathie en verbeeldingskracht kan je meeleven met bijvoorbeeld Rose in Fences, met de familie Younger in A raisin in the sun en met de zwarte gemeenschap in Blues for Mr. Charlie. Je hoeft niet zo te zijn als hen om te ‘voelen’ wat ze meemaken. Je kan nooit helemaal hetzelfde voelen als de mensen die dat in de realiteit buiten het theater (dus niet in de theatrale realiteit) dagelijks meemaken. Door verbeelding kom je er wellicht een stuk dichterbij hun leefwereld en probeer je hun situatie te ‘begrijpen’.
De personages van Beckett zijn natuurlijk louter fictie, ook verwijzen ze naar allerlei realiteiten, dan meer op een filosofisch niveau. Is niet juist de kracht van Beckett dat zijn teksten niet eenduidig verwijzen naar een specifieke werkelijkheid maar steeds weer naar een ‘grotere’ werkelijkheid of meerdere werkelijkheden? Geeft niet juist de tekst, hoe die is geschreven door Beckett, het publiek veel ruimte voor verbeelding? En biedt de tekst daardoor niet vele mogelijkheden om verschillende vormen van anders-zijn te ervaren? Volgens mij maakt juist de ‘openheid’ van de tekst dat het zo succesvol is sinds het voor het eerst werd opgevoerd in Parijs meer dan zeventig jaar geleden.
De stukken van Beckett kan je beschouwen als een permanente existentiële twijfel, als een grote identiteitscrisis. De discussies die steeds rondom zijn stukken ontstaan laten toch zien hoe vitaal zijn werk is (ongeacht etniciteit, gender, sekse enzovoorts). Wanneer iemands smaak niet is, dan wil dat niet zeggen dat het werk geen ‘waarde’ of geen ‘relevantie’ heeft. En het is niet nodig om ‘letterlijk’ de werkelijkheid van het publiek en de aanwezigen in de zaal te weerspiegelen. Bij Beckett kan – als je dat wilt – iedereen ‘aanwezig zijn. Daarvoor hoef je niet de personages of de cast (louter mannen) te veranderen. De ‘verandering’ dient toch in het (wisselend) perspectief van het publiek plaats te vinden, en dat vereist mentale mobiliteit. Zou Beckett ‘statisch’ zijn zou hij niet telkens weer overal ter wereld geënsceneerd worden. Twaalf jaar geleden werd trouwens voor het eerst in Engeland Waiting for Godot met een geheel zwarte cast gespeeld. Beckett wordt in verschillende landen en culturen, juist ook buiten Europa, opgevoerd.
Het spannende aan theater is dat het (in het beste geval) niet een afspiegeling is van de wereld zoals die is maar een symbolische of alternatieve weergave. En deze weergave kan vragen oproepen en het publiek ‘activeren’ om over deze vragen na te denken, te discussiëren en te debatteren. Identiteit ontstaat door iets buiten onszelf. Een theatervoorstelling geeft ons als publiek in zekere zin een ‘identiteit’, for the time being, voor de duur van de voorstelling.
Ik ben benieuwd naar de nieuwste enscenering van Wachten op Godot. Als mens kan ik nooit genoeg krijgen van de worstelingen van Didi en Gogo. Omdat het zo herkenbaar is. Misschien kunnen we nog wat trucs leren.
Goede groet, Florian
Florian, volgens mij luister je niet helemaal goed naar Esther. Je schiet een lange pleidooi af die weinig antwoord geeft op wat Esther zegt. Je haalt er zoveel ander dingen bij dat het meer over jou lijkt te gaan en wat jij van de dingen vind dan wat Esther bevraagt . Er spreekt voor mijn gevoel een grote angst uit je woorden. Je bent erg negatief over de huidige tijd, ziet de dingen vrij somber in. Ik denk dat het helpt om je open te stellen naar ander, vragen te stellen en niet te vervallen in de zelfde sombere plaat die je afdraait. Niet fijn voor jezelf en niet fijn voor de mensen om je heen. Sorry voor mijn harde woorden maar dit is de zoveelste keer dat ik zie dat je een pleidooi afscheid onder een recensie zonder dat je naar iemand luister en dat vind ik jammer om te zien.
Groet,
Sam
(om verwarring te voorkomen: bovenstaande Sam is niet dezelfde Sam als de Sam die deze recensie schreef)
Beste ‘onbekende’ Sam,
Ik ben blij je weer te zien. Ik dacht dat je voor altijd verdwenen was. Zullen we dat weerzien vieren? Hopelijk hebben ze jou niet geslagen. Als ik denk…aan al die tijd… vraag ik me af… wat er van jou terecht is gekomen… zonder mij. Heb je pijn gehad? Wat als we eens berouw toonden?
Je had dichter moeten worden. Je hebt groot gelijk. Ik heb het alleen maar over mezelf. Wat zei ik ook weer? Heb je de bijbel gelezen? Het is allemaal zinloos. Ik kan me natuurlijk vergissen.
Waarom laat je me nooit slapen? Wat als we ons eens ophingen? Laten we ons dan meteen ophangen. We kunnen het altijd proberen. Ik vertrouw alleen nog maar op jou. Ik zal me ophangen. Ik beloof ’t jou. Probeer jij het eerst. Omdat jij lichter bent. Als de tak niet breekt, als je blijft hangen, hang ik zeker. Omdat je lichter bent. Jij eerst. Dus wat doen we?
Het is een kwestie van temperament, Florian
Beste Sam en redactie (ik bedoel de eerste Sam, niet de recensent): zullen we het hier in de comments alsjeblieft houden bij een inhoudelijke discussie en niet elkaars gemoedstoestand gaan ‘recenseren’? Het is prima om stevig van mening te verschillen of elkaars argumentatie niet te accepteren, maar speel op de bal en niet op de man. We hebben de mond vol van sociale veiligheid in de sector en op Theaterkrant, dit soort reacties ad hominem passen daar niet bij, wat mij betreft.
@florian daarentegen vind ik je (lange) reactie heel fijn om te lezen. Het getuigt van een grote betrokkenheid om een poging te doen om de complexiteit van het theater/toneel te vatten.
Dank daarvoor dus.
@sam jammer dat jij dat dan weer jammer vindt om te zien. Dat vind ik dan weer jammer Sam. Helaas zijn de hel altijd de anderen zoals Sartre al beschreef.
Bij nader inzien had de reactie van ‘Sam’ hierboven niet geplaatst moeten worden omdat hij ingaat tegen regel 2 van onze huisregels: de grens van ‘persoonlijke aanval’ wordt in diens commentaar ruim overschreden. Excuses voor deze beoordelingsfout, speciaal aan Florian.
Ik laat de reactie nu staan omdat er later weer op gereageerd is.
Ik vind het zonde om de reacties onder deze recensie helemaal te sluiten, want de discussie is inhoudelijk interessant – laat het ajb weer over de zaak gaan. Niet ter zake doende comments zullen vanaf hier worden geweigerd.
Simon van den Berg
hoofdredacteur
@remco @ezra @simon dank voor jullie reactie en ik vind dat jullie gelijk hebben. Ik word hier te persoonlijk. Mijn excuses daarvoor.
Ook Florian mijn excuus dat ik deze woorden/ irritatie hier uitspreek. Dit is niet de plaats voor deze woorden.
Met vriendelijke groet,
Sam Verhaeren (is de verwarring van welke Sam het is ook weg)