In de woonkamer die het decor vormt van de voorstelling Vreemd Ding van HNTjong en Martha!tentatief, zien de kleuren er ’s nachts anders uit dan overdag. Er hangt een soort glow-in-the-dark gloed over het bloemrijke interieur (decorontwerp door Sacha Zwiers) als we de zaal binnenlopen. Op de bank is iemand voor de televisie in slaap gevallen. Het is de moeder, die in deze voorstelling buitengewoon goed gespeeld wordt door Bram Coopmans. Ze ligt te snurken. Het licht van de televisie reflecteert flikkerend op haar gezicht.

In deze wereld verlopen de dagen zoals moeder het wil. Zij heeft besloten naar welke televisieprogramma’s er gekeken moet, wanneer haar dochter de thee moet komen brengen en de was moet komen doen. Als die dochter, eveneens bijzonder ontroerend op scène gezet door Evgenia Brendes, een klein blauw frutseltje vindt, begint er een ontdekkingstocht naar de verbeelding, weg van de regels van haar moeder. Ze kent het blauwe ding niet, het hoort niet in het interieur en juist daarom roept het een nieuwe vreemde wereld op. De wereld van de fantasie. Doorheen de voorstelling komt dit blauwe wezentje in verschillende gedaantes terug. Het wordt groter, het vliegt en het krijgt stem.

In een onverstaanbare brabbeltaal communiceren de twee spelers in Vreemd Ding met elkaar. De dochter komt in eerste instantie weinig aan het woord. Ze wordt overstemd door ofwel het eindeloze gebabbel van haar moeder ofwel door het geluid van de televisie.

De taal van de moeder is geestig, en wordt behoorlijk indrukwekkend uitgesproken. Probeer het maar eens, om een aantal zinnen in een brabbeltaal te vormen. Houd het consistent, laat precies op de juiste momenten herkenbare klanken vallen. Alle respect voor Coopmans dus, die dit zonder enig verlies van komische timing veel makkelijker laat lijken dan het daadwerkelijk is.

Naarmate de voorstelling vordert, durft de dochter zich, gesterkt door haar fantasie, steeds meer tegen de kleine wereld van de woonkamer te verzetten. Dat terwijl de moeder, die ’s nachts door een konijn bezocht wordt dat ze van vroeger lijkt te kennen (zou dat háár verloren fantasie zijn?), steeds wat stiller wordt. Er loopt zo een zeer geloofwaardige ontwikkeling doorheen het stuk. Een moeder die normaalgesproken de wereld wegdrukt door hele dagen naar de televisie te kijken, vindt langzaam iets van zichzelf terug doordat haar dochter de fantasie de woonkamer in laat.

In afwisselend aangrijpende en erg grappige scènes vindt deze ontwikkeling plaats. Er vormen zich koeien van kleding aan een waslijn, er wordt gedanst in konijnenpak en uiteindelijk vormt zich een beeld dat kinderen met fantasierijke ouders herkennen: moeder en dochter bouwen in de woonkamer een tent.

Toen Brendes op haar twaalfde van Kazachstan naar België verhuisde, viel ze tussen twee talen in. Dat er in deze voorstelling geen verstaanbare taal gesproken wordt, vindt in die achtergrond zijn context. Deze voorstelling is voor niemand verstaanbaar en daardoor voor iedereen. Makers Brendes en Coopmans wilden zich dan ook focussen op wat we met elkaar gemeen hebben, eerder dan hoe we van elkaar verschillen. En die gemene deler? Dat blijkt dus de kracht van verbeelding. Als moeder en dochter aan het einde van de voorstelling samen de blauwe tent in kruipen, begrijpt iedereen in de zaal hoeveel dat betekent. We stellen ons in ieder zijn eigen taal voor wat ze daarbinnen tegen elkaar zeggen.

‘Wat vond je ervan?’, vraagt de vader die naast me zit aan zijn zoontje als de voorstelling is afgelopen. ‘Leuk, maar wel gek’, zegt het zoontje. Ik hoop dat ze vlug naar huis zijn gegaan, in de woonkamer de meubels aan de kant hebben geschoven en samen een tent zijn gaan bouwen om te praten over wat dat betekent. Dat iets wat vreemd is, heel erg leuk kan zijn.

Foto’s: Bowie Verschuuren