Waar dat sprookje vandaan komt dat de Nederlanders een nuchter volkje zijn is een raadsel. De irrationaliteit en hysterie rond corona haalt dat beeld in ieder geval stevig onderuit. (meer…)
De liefde ligt vaak in scherven bij zangeres Beatrice van der Poel. Scherven die gelijmd worden, scherven die na het afwassen terug in de kast belanden of onherstelbare brokstukken. Na jarenlang eigenzinnige rock, pop, jazz en funk gespeeld te hebben, maakte Van der Poel twee Nederlandstalige cd’s met songs vol liefdesleed en levenskunst. Nu staat ze met gitarist Marcel de Groot in een intiem theaterprogramma boordevol wederom aangrijpende Nederlandstalige liedjes.
Ingrediënten: zeven gitaren en twee muzikanten die het ene na het andere weemoedige soul- en bluesnummer spelen, eigen repertoire en vertaalde stukken. Tussendoor filosofeert Van der Poel (tekstbijdragen van Thomas Verbogt) luchtig over het leven. Over het mooie van een beginnende stiekeme liefde, met een vage schaduw van problemen die er nog niet zijn. Over de liefde die het enige is waarvoor we leven, maar waarin het er vaak op neerkomt dat we vooral ‘wonden likken, pleisters plakken en doktertje spelen’.
Van der Poel zingt recht voor zijn raap, rauw en koel. Haar stevige, heldere stem kan met het grootste gemak plotseling hoog uithalen. Ze heeft een enorme stembeheersing. Soms klinkt ze daardoor afstandelijk, maar grijpt het je toch aan omdat ze het voor de volle honderd procent meent. Ze zingt zonder opsmuk. En zo is ook haar muziek: zonder fratsen. Gewoon lekkere stevige nummers over woede en pijn of juist gemoedelijke songs vol mededogen, zoals een aangrijpend lied over een wegkwijnende moeder met ‘wangen als perkament’.
De Groot, die af en toe prachtig zwoel meezingt, begeleidt Van der Poel indrukwekkend op zijn gitaren. Met het grootste gemak speelt hij een puntige bluessolo of een snerpend duet van twee personen op één gitaar. De symbiose van de twee muzikanten is sterk. Van der Poel speelt zelf ook gitaar en samen vormen ze een aanstekelijke band, met muziek die tegelijkertijd gemoedelijk en onrustig is, die opjaagt en gerust stelt, die zacht duwt en hard stuwt en die wonden open wrijft en pleisters plakt. Een ode aan de liefde en een troost voor het gemis.