Eerst stond hij nog mee op het podium en bewoog hij zich tussen de objecten, die hij aan draden het toneel op trok. Daarna stond hij naast zijn kijkdozen, minitheaters, en hield hij de touwtjes in handen. (meer…)
Vijfentachtig is Bram van der Vlugt, bijna dan, maar zijn hoofd weigert dat feest te vieren. Liever leert het nog lange teksten. Daarom komt het goed uit dat toneelgroep Kat op het spek hem een toneelstuk voor zijn verjaardag geeft. Thomas Verbogt en Thijs Prein schreven Vogel, een ode aan de vlucht van de verbeelding.
Martinus van ’t Schot, geboren in 1928, probeert met een treinkaartje dat hij in juni 1945 kocht naar Rusland te reizen. Want daar zou het meisje te vinden moeten zijn die in de oorlog naar het oosten verdween. De conducteur wil hem de trein uit zetten. Als Martinus daar niet zomaar in meegaat, belt de conducteur voor hulp: er zit een verwarde oude man in de trein.
Natuurlijk is Martinus een verwarde oude man, maar dat label doet hem tekort. Hij heeft ook heldere inzichten. Dat maakt de tekst van Thomas Verbogt en Thijs Prein ingewikkeld: wat is waar en wat gebeurt er alleen in het hoofd van Martinus? Het is de vraag welk beeld de mensen in de zaal zich vormen als ze die voor het eerst horen. Die meerduidigheid kan onbevredigend overkomen, het is ook een kwaliteit, en een belangrijk onderdeel van de thematiek. ‘Never let the truth ruin a good story’, is een goede ondertitel van Vogel.
Als er op het stille station een tweede reiziger verschijnt, vraagt Martinus hem: ‘Ben jij de dood?’ De man met de groene sjaal is een jaar of dertig en heet Wolfgang Amadeus (Wolf in het kort). Als je je kind een naam geeft die je nooit kunt waarmaken, is de kans groot dat je van je zoon een buitenstaander maakt. Zo ging het tenminste met deze Wolf, die moeite heeft met voor anderen vanzelfsprekende verhoudingen en aan volksdansen doet – een vlucht in een nostalgisch anachronisme.
Martinus en Wolf ontmoeten elkaar niet voor niks op een station – ze zijn allebei op weg. De een naar de dood, de ander naar een invulling van zijn leven. (Of zit het toch anders?)
Tussen hen groeit wat je een vriendschap kan noemen. In hun dialoog komt er iets bloot te liggen van Martinus’ oorlogsverleden. Wolf is jaloers: hij verlangt ook naar de oorlog, in de zin van een tijd waarin het er werkelijk toe deed.
De cassetterecorder fungeert als een derde speler; een handige vondst. Daarop neemt Martinus gedachten en overwegingen op en speelt hij oude fragmenten af, van zichzelf en van bijvoorbeeld de rechtszitting na de oorlog waar hij moest voorkomen.
De tekst van Verbogt en Prein geeft volop ruimte voor een levendige confrontatie van een oude en een jonge man. Die kan ook poëtisch zijn; in de mijmeringen van Martinus over Mathilde bijvoorbeeld. ‘Het is bijna geen lopen wat ze doet. De zachte wind tilt haar op.’ Verbogt is vooral verantwoordelijk voor de binnenwereld van Martinus, Prein voor de modernisering van de dialogen (‘ik doe tantoehard mijn best’). Ze zijn niet altijd even effectief; het gedeelte over de op het strand gevonden leviathan pas bij de mythische kanten van het stuk, maar duurt nogal lang.
Op het podium geniet Van der Vlugt van zijn verjaardagscadeau. Met plezier en een soepele dictie spreekt hij zijn teksten uit, licht en goedmoedig, maar als er aanleiding is ook eigenzinnig en dwars.
Preis is gewaagd aan de jubilaris. Hij staat open voor het contact en laat een stevige tegenstem horen en zien, in woordkeus en energie. Je kunt hooguit zeggen dat zijn woorden en daden wat meer bedacht overkomen dan die van zijn gelouterde medespeler.
In de vormgeving van Roelof Pothuis, die Kat op het spek samen met Prein oprichtte, zitten nogal wat grapjes, waarvan de verrassing verrassend moet blijven.
Samen vertellen Martinus en Wolf iets over de wereld, of over hun kijk op de wereld. Zo geven ze samen het leven zin. Wat ze overbrengen is hoe belangrijk geloven in een verhaal is. In het stuk is het belangrijker dan de consequenties van dat geloof nemen en actie ondernemen. De kracht van verbeelding is wat anders dan fake news: het gaat niet om misleiding, maar om een persoonlijke overlevingsstrategie. Als de mannen tenminste niet al overleden zijn. Ze kunnen op dat verlaten station best op een trein wachten naar een andere wereld.
Foto: Marieke Timp