De onderste helft van het op de achtergrond geprojecteerde beeld zal ons de hele voorstelling niet verlaten. Het is een woestijn in zijn meest kale, uitgemergelde vorm. Geen goudgele zandvlakte met glooiende heuvels maar dode, verbrokkelde aarde zover het oog reikt. Een beeld als uit een post-apocalyptische film. (meer…)
Met choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui opende het Zeeland Nazomerfestival met een grote naam. In zijn Vlaemsch (chez moi) zetten rake beelden over traditie, familieverleden en identiteit de dans soms op het tweede plan.
De Grote Kerk in Veere zit vol. De tribune neemt ongeveer het hele middenschip van de laatgotische basiliek in beslag, die buiten het festival dienstdoet als een ‘experience’ waar je ‘de geschiedenis kunt beleven door er midden in te stappen’. Een passend decor voor een voorstelling waarin Cherkaoui ‘de directe confrontatie wil aangaan met de Vlaamse wortels die hij langs moederszijde heeft meegekregen’?
Op de plek van het priesterkoor is een volledig grijs decor opgetrokken, op twee djembés en een gouden schilderijlijst na. Alsof de hele Vlaamse geschiedenis met twee ‘kleurrijke’ gebeurtenissen samensmelt, die misschien wel hand in hand gaan: het kolonialisme en de Vlaamse schildertraditie, gebukt onder een altijd grauw wolkendek, onderstut door godsdienstige vroomheid.
Het grijs is niet stoffig, eerder strak, onberispelijk. En toch wekt het de indruk alsof we de zolder van onze grootmoeder komen leeghalen. We openen de doos van het verleden, zo lijkt het. Een ontdekkingstocht waarin je misschien niet altijd tegenkomt wat je zou willen. Een uitvergrote schedel ligt op een opengeslagen boek aan de rechterkant; een herinnering aan welke vergankelijkheid?
Voor zijn nieuwste productie is Cherkaoui de samenwerking aangegaan met nog drie andere Vlaamse makers. Modeontwerper Jan-Jan Van Essche verzorgde de kostuums, Floris De Rycker schreef de muziek die door drie solisten en twee muzikanten gebracht wordt, en beeldend kunstenaar Hans op de Beeck verzorgde het decor in de voor hem kenmerkende grijstonen en minimalistische, theatrale beeldtaal.
Het begint in zwartwitte kledij, maar van polarisatie is juist nog geen sprake. Op oosterse tonen onderzoeken de dansers hun lichamen met in iedere hand een penseel. Ze ‘beschilderen’ elkaar en zichzelf, alsof ze daarmee langzaam gestalte geven aan identiteiten. Een mooi beeld van verweven relaties en kruisbestuiving; de dansers zelf komen uit alle hoeken van de wereld.
De voorstelling kent veel van dit soort symbolisch te lezen momenten die ruimte bieden aan bredere beschouwingen. Ze kunnen ook steeds omslaan, vaak gedragen door decorstukken. De vele schilderijlijsten doen je beseffen dat identiteit een gevaarlijk normatief, maar fluïde begrip is. Ingelijst ben je iemand, een type, onderdeel van een gemeenschap. Je identiteit is ingedeeld, vastgelegd en bepaald. Of niet? Staan gevierde portretten juist niet bol van ambiguïteit?
Als een hele rij dansers een lijst omhoog houdt, alsof ze een cijfer geven, zitten we opeens midden in een talentenjacht waarin het vellende oordeel per definitie reducerend is. En wanneer de dansers door elkaars lijsten heen moeten kruipen en een steeds langere rij vormen, levert dat niet alleen grappige passages op maar lijkt het ook te onderstrepen dat rekenschap geven van je achtergrond en je verleden onontkoombaar is. Totdat een van de laatsten weigert in de pas te lopen en de lijsten gewoon opzij duwt. O ja, denk ik, dat kan natuurlijk ook.
De effectieve beeldtaal toont het slimme gebruik van dat soort rekwisieten, die vaak verschillende rollen vervullen en naadloos passen in de choreografie. Twee dansers met lampenkappen op hun hoofd doen me afvragen wanneer je onderdeel wordt van het meubilair. Als de grootmoeder zichzelf een tijdje in een spiegel bekijkt, vraag ik me af wanneer zelfreflectie overslaat in egocentrisme. En de vele verhuisdozen zijn een herinnering aan het schrijven van geschiedenis: wat bewaar je en neem je mee, en wat laat je achter?
Danser en choreograaf Cherkaoui is binnen én buiten de danswereld internationaal gerenommeerd. Zijn dansvoorstellingen zijn overal in de prijzen gevallen. Tot dit jaar stond hij aan het hoofd van Ballet Vlaanderen, voordat hij de artistieke leiding van Le Grand Théâtre de Genève op zich nam. Maar hij verzorgde ook choreografieën van Broadway musicals, populaire videoclips en meerdere shows van Beyoncé. Het toont vooral de veelzijdigheid van zijn makerschap, dat zich moeilijk in een hokje laat duwen – een boodschap die ook in Vlaemsch (chez moi) lijkt te schuilen, te beginnen bij de titel.
De ontwikkeling van de voorstelling is af te lezen aan het kleurpalet. Zoals het decor begint de aankleding monotoon, maar wordt gaandeweg steeds frivoler. Daarmee ontvouwt zich een steeds luider verzet tegen de vereenvoudigde premissen van het grijs, tegen binaire patronen en gemakkelijke, hapklare conclusies,. Dat wordt benadrukt door enkele treffende, maar soms wat té nadrukkelijk passages over de leegte en snelheid van een mediamaatschappij gericht op consumptie en stampei. In die meta-kritische aanzetten verdwijnt de choreografie zelf wel wat naar de achtergrond.
De confrontatie met zijn Vlaamse wortels mag persoonlijk gemotiveerd zijn, Cherkaoui’s Vlaemsch (chez moi) is een voorstelling die het persoonlijke overstijgt. De kerkelijke omgeving is een gepaste grond voor een Vlaams zelfonderzoek, dat beelden oplevert die geen taalbarrière kennen. Maar de hedendaagse ontheiligde ingebruikname van de kerk als plek waar je de geschiedenis kunt beleven, is waarschijnlijk sprekend voor hoe we cultuur in bredere zin vaak begrijpen: als spektakel. Hapklaar in zeven seconden. Hoogtepunten vertellen het verhaal. En daarin klinkt een kanttekening bij het doen van algemene uitspraken: kun je de complexiteit van een nationale identiteit, van een familiegeschiedenis, of de betekenis van een dansvoorstelling terugbrengen tot een eenduidige samenvatting van enkele woorden, beelden, personen, tradities?
Foto: Tineke Boer