De voorstelling begint met twee minuten stilte op het kleine toneel. Niet zomaar twee minuten stilte, de twee minuten stilte. Er klinkt een reveille. Het is dus 4 mei. Twee meisjes staan stokstijf en ongemakkelijk naast elkaar. Het ene meisje fluistert naar de ander: ‘Waar denk jij nu aan?’ Zij krijgt geen antwoord. (meer…)
Ze zitten samen en toch ook niet, op hun witleren bank, ieder aan een kant, een glas cognac in de hand. Zij blootsvoets en met haar benen opgetrokken op de zitting. Haar blik achter haar brillenglazen is verongelijkt. Hij kijkt voor zich uit. Links een groot raam met hard wit licht, achter de bank een grote donkere leegte. Billie Holiday knijpt door de speakers. Ze praten over haar vriendin die zo op bezoek komt en voor wie een grote stoofpot is gekookt.
Dan valt al op hoe het galmt. Het speelvlak in de Bordenhal is diep en in deze voorstelling is er niets gedaan om de galm die dat geeft te dempen. Integendeel, lijkt het wel. De acteurs spelen versterkt en ook het tafeltje met de karaf met cognac lijkt een microfoon te verbergen. Elke keer als er een glas wordt neergezet of een aansteker neergegooid davert het door de zaal. Dialogen spelen zich niet tussen de spelers af maar hangen in de ruimte. Het versterkt de eenzaamheid van deze drie figuren, die vanaf het moment dat vriendin Anna binnenstapt verwikkeld raken in een spel om de macht en de waarheid. Maar het schept ook afstand, het is alsof er tussen de vloer en het publiek een kloof ligt. Aan de acteurs de taak om toch sympathie te wekken voor hun personages.
Een Pinterstuk kan een valkuil zijn. De ogenschijnlijke alledaagsheid van zijn situaties herbergt een complexe wereld van angst, onderdrukking en wreedheid en in hun wanhopige drang om zichzelf staande te houden gebruiken zijn personages hun taal om elkaar letterlijk af te maken. Er kan er altijd maar een overblijven. De drie jonge spelers worstelen hiermee. Het snelle, half bitse en vaak naar voren gerichte gepingpong met de teksten ontaardt op momenten in oppervlakkigheid. Dan lijkt het een soort speedreading, wat nog bijdraagt aan de afstandelijkheid.
Harold Pinter schreef ook hier een tekst vol duistere raadsels. Jibbe Willems maakte een hedendaagse vertaling die de raadsels intact laat maar op bepaalde momenten geconstrueerder overkomt dan het Engels van Pinter en daardoor niet altijd even hard bijt. ‘Hier zijn we dan. Lekker heet. Lekker sterk en heet’, legt Willems Deeley in de mond bij het binnenbrengen van een kop koffie. Het ‘Hier zijn we dan’ is wat mij betreft een moeizame weergave van Pinters ‘Here we are’. Deeley probeert met een lullige seksuele toespeling een ingang te vinden bij de vriendin van zijn vrouw. In het Engels zegt hij er nog asjeblieft bij, maar in het Nederlands geeft hij Anna zonder omhaal haar koffie en slaat de dubbelzinnigheid plat. Het helpt Ward Kerremans niet zijn rol kleur te geven.
Pinters drie personages draaien met hun drie interpretaties van het verleden om elkaar heen en roepen de vraag op of ze eigenlijk wel drie personages zijn. Anna en Deeley vechten om Kate, Kate en Anna vechten om hun herinneringen aan de verleiding van Deeley, Deeley en Kate vechten om niet te vrijen. Speelt alles zich soms af in het hoofd van een van hen? Van wie dan? Zijn de twee vrouwen soms twee kanten van dezelfde vrouw? Wat is de strijd die haar in tweeën splijt? In deze enscenering valt op dat de twee nooit tegelijkertijd op schoenen lopen. De vrouw op blote voeten is klein en gewoontjes terwijl de ander als een droom op hoge hakken zweeft. Bij aanvang is Kate in zichzelf gekeerd, verstopt achter haar bril en in haar kleding. Ze is in de verdediging, op blote voeten bonkt ze door de ruimte. ‘Jullie praten over mij alsof ik dood ben’, kondigt haar terugtrekking aan. Na haar bad komt ze hooggehakt en sexy, ogenschijnlijk als een ander mens tevoorschijn en neemt de macht. Anna zal Deeley niet krijgen.
Het lukt de spelers niet om de omslag ten volle te benutten. Sanne Samina Hanssen als Kate blijft voor zich uit kijken en bits haar woorden uitspuwen. Het contrast met haar eerdere zelf komt jammer genoeg niet erg helder over. Daphne Wellens’ Anna verlaat de kamer blootsvoets en stil, maar Hanssen heeft haar eigenlijk nog maar nauwelijks bij de lurven gepakt. De Deeley van Ward Kerremans is dan al even uitgespeeld. Meer reliëf in het spel, en minder hindernissen zoals de keuze voor consequente afstandelijkheid, hadden voor een indringender avond gezorgd.
Foto: Ben van Duin