Wat staat ze daar mooi, die rode dome. Net een enorm ruimteschip dat is gestrand op de Noordsvaarder, het uitgestrekte strand van Terschelling. In de dome zelf zijn astronauten neergestreken uit de toekomst, die het heden een confronterende spiegel voorhouden. (meer…)
Het decor is dat van een kermisattractie met achtbaan of spookhuis: karretjes voeren het publiek door verschillende tenten, waar we van alles kunnen verwachten. Bij de kassa hangen schilderijtjes met huilende kinderen. Verdrietfabriek staat er in vrolijke neonletters op de entree, maar de teneur is droef. Het is een idee van Lieke Benders. De aanprijzing is mooi en stelt hoge verwachtingen: ‘In dit huis van verdriet waar niemand graag over praat, laat staan naar luisteren wil, is ergens een hoek troost te vinden.’ Maar de uitvoering stelt toch wel erg teleur.
Het weiland op Terschellings Oerol is groot, de tenten staan er verlaten bij. Lang wachten, dan komt het karretje in beweging. In de tenten die de achtereenvolgende scènes verbeelden, is het kaal en leeg. Uit de luidsprekers komen de verhalen van mensen die een heel groot verdriet moeten verwerken: het verlies van een kind, van een dierbare, echtscheiding. Het is altijd een makkelijke vorm voor het interview te kiezen: ongepolijst en zonder stilering vertellen de geïnterviewden hun verhaal, waarbij clichés helaas niet ontbreken.
Verdriet moet je ‘een plekje’ geven, is het meest gehoorde citaat. De ene zegt dat verdriet verwerken onmogelijk is, de ander vindt troost. Een kinderstem verhaalt over chocolade dat zij – het is een meisje – voor zichzelf koopt om troost te vinden. Misschien is dit wel de mooiste passage. In een van de tenten klinkt alleen keiharde muziek, krijgen we een glaasje stroopzoete Blue Curaçao (bij wijze van troost?) en in de laatste tent horen we een flard Paint it Black van de Rolling Stones en zien we een oudere mevrouw die over haar verdriet praat, en troost vindt in vogelzang.
Een voorstelling als deze valt onder het genre ‘beeldend theater’. Maar op geen enkele manier is er geprobeerd op een beeldende manier verdriet te vangen. We kijken tegen het blauwe zeil van de tenten aan, dat is alles. Benders heeft op geen enkele manier in de interviewteksten schakering aangebracht. Over verdriet, rouw en rouwverwerking zijn aangrijpende romans, gedichten en studies geschreven. De keuze voor het interview is de meest voorspelbare en ook de meest oppervlakkige. Stemmen in de ene tent herhalen die van de andere. Dat ‘plekje geven’ komt te vaak terug om nog enige nieuwe inhoud te genereren.
Pas als in de compilatie van de stemmen (want we zien de geïnterviewde, op een uitzondering na, niet) verschil van mening schuilt, ontstaat er iets van drama. Een mannenstem zegt dat verdriet is te overwinnen, een vrouw is zozeer aangeslagen door verdriet dat het sterker is dan haar wil tot overwinnen. Maar dit schaarse moment, in de laatste tent, kan Verdrietfabriek helaas niet meer redden.
Foto: Saris & den Engelsman