De nieuwe voorstelling van Erik Whien is een echte crowdpleaser die net wat te netjes binnen de lijntjes kleurt.

Voor het eerst weer in een theater met andere toeschouwers, sinds ik-weet-niet-hoe-lang: het geeft toch een extra emotionele lading aan het toch al ontroerende begin van Verdriet is het ding met veren, de nieuwe voorstelling van Erik Whien bij Theater Rotterdam. Ik besef dat wat ik nog het meeste heb gemist aan theaterbezoek het beleven van collectieve emoties is, het gezamenlijk meegesleept worden door fictie. En deze bewerking van de novelle van Max Porter, over het rouwproces van een vader en twee zoons na de dood van zijn vrouw en hun moeder, lijkt daar een ideale aanleiding voor.

Het zit hem in het begin in kleine dingen. De titel natuurlijk, die al op een tragedie wijst. De minimalistische maar toch melancholieke score van Thijs van Vuure. En de manier waarop de acteurs door de ruimte verspreid staan – de vader (Jacob Derwig) aan de ene kant, zijn zoons (Jesse Mensah en Romijn Scholten, herenigd na hun eerdere samenwerking in Weg met Eddy Bellegueule) aan de andere kant. Hoe Mensah schijnbaar willekeurig aan het randje van de muur plukt als zijn vader praat. Je schiet al vol voordat je de context weet.

Die wordt al snel uitgelegd. De dood van de moeder was plotseling. Na een stoet van ‘nieuwe vrienden’ die voor de begrafenis kwamen opdagen zijn de vader en zoons alleen. De vader, een levenslange Ted Hughes-fan die middenin een manuscript zat over diens gedichtenbundel Crow: From the life and songs of the crow, raakt zozeer de weg kwijt dat hij een mythische figuur begint te zien: de Kraai, die zich opwerpt als streng maatschappelijk werker die bij het gezin zal blijven tot hij niet meer nodig is.

In Whiens theaterbewerking wordt Kraai afwisselend door de drie acteurs gespeeld. Die keuze biedt fijne mogelijkheden tot samenspel, omdat steeds iemand anders de leiding neemt in de dynamiek die tussen Kraai en het gezin ontstaat. Kraai is behoorlijk sturend en zit vol met verhalen die als metafoor kunnen dienen voor de situatie waarin het gezin zich bevindt. Als Kraai door Mensah wordt belichaamd klinken daarin andere frustraties door dan als Derwig hem speelt, en zo schemeren de onbenoemde individuele pijnpunten in hun rouwproces door.

Aan de andere kant berooft deze regiekeuze het concept ook van zijn gevaarlijke randjes. Door Kraai zo duidelijk door de personages te laten ‘spelen’ wordt hij geduid als een verzinsel, hij wordt letterlijk door de spelers ‘ingelijfd’. De onvoorspelbaarheid van Kraai wordt daarmee geïnstrumentaliseerd: ze komt altijd voort uit de al dan niet bewuste behoeftes van de gezinsleden. De mythologische figuur wordt gereduceerd tot een hulpmiddel voor rouwverwerking, waarmee de hele centrale metafoor te letterlijk wordt.

Ook op andere vlakken ontbreekt het de voorstelling aan de rauwheid die je bij het verlies van een moeder en echtgenote zou verwachten. De mogelijkheid dat de vader in een psychose terecht is gekomen wordt aangestipt, maar heeft verder weinig consequenties – de kinderen trekken hun eigen plan en lijken weinig hinder van de geestelijke crisis van hun vader te ondervinden. Vanwege het feit dat de personages vanuit de toekomst terugkijken op de jaren na het verlies verzandt de voorstelling in een relativerende, kabbelende toon die de échte duisternis zorgvuldig op afstand houdt: nergens gloort er de mogelijkheid dat het uiteindelijk allemaal niet goed zal aflopen. Zo ontstaat een wel erg publieksvriendelijke versie van een rouwproces, vergelijkbaar met het soort arthouse feelgood film dat publieksprijzen op niet al te avontuurlijke festivals wegkaapt.

Binnen dat genre is Verdriet is het ding met veren echter bijzonder goed geslaagd. Het spel is uitmuntend – zeker de spanning tussen de felle Mensah en de zachte Derwig biedt een fascinerend schouwspel. De aanpak van Van Vuure om de acteurs zelf de muziek te laten verzorgen pakt ook nu weer goed uit, en leidt onder andere tot een uitvoering van Purcells Dido’s Lament die werkelijk door merg en been gaat (beetje voor de hand liggende keuze misschien, maar het werkt wel, voornamelijk vanwege de adembenemende zang van Mensah). En de keuze om de moeder via een bandopname ook even ruimte in te laten nemen heeft een verpletterende uitwerking.

Verdriet is het ding met veren is een bijzonder aangename en meeslepende manier om opnieuw met het live theater kennis te maken, ondanks het feit dat de overgave aan collectieve beleving bij mij vanwege de voorspelbare emotionele boog en het gebrek aan rafeligheid nog even uitbleef.

De tour laat evenwel nog wat op zich wachten: die is pas voor het seizoen ’22-’23 gepland. Wel zal er 23 mei een speciale filmversie van de voorstelling te zien zijn, die Whien in samenwerking met filmregisseur Norbert ter Hall zal maken.

Foto: Sanne Peper